Oude Sam & De Tijdslangen

[Click here for the English version]

De avonturen van Oude Sam worden geschreven en getekend aan de hand van de woordenlijst van Inktober. Wil je meer weten over De Avonturen van Oude Sam. Klik hier..

Wil je in oktober wakker worden met De Avonturen van Oude Sam? Schrijf je in voor de nieuwsbrief of volg me op Instagram en/of Facebook.

Een nieuw avontuur van Oude Sam

Leuk dat jullie er (weer) bij zijn. Laten we beginnen met wat er vorig jaar gebeurde en vertellen waar Oude Sam nu is.

Vorig jaar begon het Inktober avontuur van Oude Sam in Rivierenland. Daar ontmoette hij het Boomelfje die als enige nog wakker was. Iedereen sliep, al honderd dagen lang. Daar hadden de Mistige Wezens voor gezorgd, zodat ze Elly konden ontvoeren. Ze wilden de mist in haar hoofd gebruiken om ons allemaal te laten verdwalen. Samen met Jack Eekhoorn reizen ze naar Het Mistige Land waar ze samen met de Uil en zijn Uilendochter Elly willen gaan redden.

Ze lopen in de val maar weten te ontsnappen met de hulp van de luchtpaardjes. Ze worden wakker in Het Kasteel van de Verloren Tijd waar Madame Madeleine de scepter zwaait. Daar redden ze uiteindelijk niet alleen Elly van de mist in haar hoofd maar ook Clifford Kikker. Die twee worden hopeloos verliefd op elkaar en zijn nu voor eeuwig op huwelijksreis op het schip van Kapitein Roodbeen en Iezo de Papegaai.

Aan het einde van het avontuur keren onze vrienden terug naar Rivierenland waar iedereen nog slaapt. Ze strooien de bloesemthee van Madame Madeleine in de rivier. Iedereen wordt weer wakker. Ook Josefien, de zwarte dameskat, die op de schoorsteen van Elly’s huis aan de rivier woont. Zij en Oude Sam vinden elkaar heel leuk en zijn sinds die tijd samen op avontuur.

Ze hebben Rivierenland inmiddels achter zich gelaten en Oude Sam heeft Josefien allerlei plekken laten zien waar hij de afgelopen jaren avonturen heeft beleefd. Eindelijk zijn ze aangekomen in het bos waar de boom van Oude Sam staat. De boom die uit zijn staart groeide in het eerste Inktober avontuur van Oude Sam. En dat is waar dit avontuur begint.

Ben je er klaar voor?

‘Ik zal blij zijn als we er zijn’, zegt Oude Sam.

‘Ik ook’, zegt Josefien, ‘ik ben heel benieuwd hoe lekker jouw boom slaapt’.

Ze zijn best moe van de lange reis en lopen rustig over de kronkelende paden naar de plek waar de boom van Oude Sam staat. Het zonlicht filtert door het bladerdak en verspreidt een prachtig dansend licht op de grond.

‘We zijn er’, zegt Oude Sam en wijst met zijn staart naar een open plek in het bos. In het midden staat een prachtige boom, omringd door een grasveld vol madeliefjes.

Opeens horen de twee een snikkend geluid. Ze stoppen, kijken elkaar aan en zonder woorden besluiten ze heel stilletjes verder te sluipen. Bij de boom aangekomen gluren ze alle twee heel voorzichtig om het hoekje. In het gras staat een prachtige roze vogel. Het lijkt wel een flamingo maar dan wel een hele bijzondere. Ze heeft prachtige gele pauwenveren op haar hoofd en staart.

De flamingopauw huilt. Grote tranen biggelen langs haar snavel.

‘Hallo’, zegt Oude Sam terwijl hij voorzichtig zijn kop om de hoek van de boom steekt, ‘waarom moet je huilen?’

De flamingopauw schrikt zo dat ze in paniek naar de top van de boom fladdert.

‘We doen je niets’, zegt Oude Sam en samen met Josefien kijkt hij omhoog.

‘Wat doen jullie hier?’, piept de flamingopauw.

‘Ik ben Oude Sam en dit is Josefien, zegt Oude Sam, ‘we hebben lang gereisd om bij mijn boom te komen. Wat doe jij hier?’.

‘Oh gelukkig dat ik je heb gevonden’, roept de flamingopauw, ‘je moet me helpen, ze hebben het magische kristallenwiel gestolen en nu is de wereld in gevaar’.

Oude Sam en Josefien kijken elkaar aan. Hoog boven in de boom hopt de flamingopauw op 1 been heen en weer. Oude Sam en Josefien klimmen omhoog en nestelen zich samen in de kattenkuil die zich in één van de takken heeft gevormd.

‘Wil je mij en Josefien vertellen hoe je heet en wat er aan de hand is?’, vraagt Oude Sam.

‘Dat wil ik wel’, zegt de roze vogel met de prachtige pauwenveren, ‘ik ben Vera Flamingopauw. Jij hebt mijn zuster uit Witte Land, de Inca Pinguin, ook al eens geholpen om de wereld te redden. Daarom weet ik dat jij de enige bent die ons kan helpen om het magische kristallenwiel terug te vinden.’

‘Ik heb nog nooit van zoiets gehoord’, zegt Josefien, ‘wat doet een magisch kristallenwiel?’

‘Een magisch kristallenwiel helpt om onze wereld te beschermen tegen het kwaad. En vooral tegen kwaadwillende lieden. Het is een wiel dat om een prachtige amethist heen draait. Als het wiel tegen de steen aanslaat ontstaat er een vonk. Beweegt de vonk rustig, dan is het iemand met goede bedoelingen. Beweegt de vonk woest, dan is het iemand die slecht in de zin heeft’.

‘Hoe kan iemand nou zoiets stelen, zegt Oude Sam op peinzende toon.

‘Ja’, zegt Josefien, ‘hebben de vonken je niet verteld dat er iemand met kwade bedoelingen in de buurt was?’

‘Ik heb het wiel niet laten draaien’, zegt Vera Flamingopauw terwijl ze haar ogen en prachtige hoofdtooi droevig laat hangen.

‘Waarom niet?’, vraagt Oude Sam nieuwsgierig.

‘Ik kreeg bezoek van een gewichtige heer in pak en ik dacht dat die wel te vertrouwen was. Dus ik heb het magische kristallenwiel niet laten draaien. Toen ik wat te drinken ging halen heeft hij het wiel gepakt en is verdwenen’.

Een traan biggelt langzaam over de wang van Vera Flamingopauw.

‘Zonder het magische kristallenwiel is mijn land in gevaar’, snikt ze, ‘en als mijn land verdwijnt, dan verdwijnt al het leven op onze wereld. Daarom moeten we het vinden en terugbrengen. Je moet me helpen, Oude Sam.’

Oude Sam en Josefien kijken elkaar aan. Wat voor avontuur gaan ze dit jaar beleven..

‘Rustig maar’, zegt Oude Sam, ‘natuurlijk zal ik je helpen. Zeker als de wereld in gevaar is. Maar eerst moeten we uitvinden wie het kristallenwiel heeft gestolen en waar het naar toe is gebracht’.

‘Ja’, zegt Josefien, ‘heb je nog gekeken of je die meneer in pak nog ergens zag?’

‘Ik heb wel gekeken’, zegt Vera Flamingopauw, ‘maar ik zag hem niet meer. Ik ben naar buiten gerend, naar het strand van de lagune waar ik woon. Geen man in pak te bekennen.’

‘Was er ook niets anders te zien?’, vraagt Oude Sam, ‘of iets wat er normaal ook niet was?’

Vera Flamingopauw denkt diep na. Haar hoofdtooi valt bijna over haar ogen heen, zo diep is haar frons.

‘Nu je het zegt’, zegt ze peinzend, ‘er lag wel een vreemde boot in de lagune. Zoiets heb ik nog nooit eerder gezien’.

Oude Sam en Josefien kijken haar aan.

‘Hoe zag die boot er uit?, vraagt Oude Sam.

‘Het was lang en grijs’, Vera Flamingopauw, ‘een schip zonder een echt dek, helemaal dicht. Met in het midden een hoog deel, ook helemaal dicht. Wel met een kleine reling en een paar dunne lange pijpen.’

‘Ohhhh’, zegt Josefien, ‘ik weet wat voor schip dat is’.

Josefien had in Rivierenland dagenlang op de schoorsteen van het huis waar ze in woonde doorgebracht, uitkijkend over de rivier. Daar had ze zoveel boten gezien. Ook hele gekke, zoals de badkuip op eendenpoten van Jack Eekhoorn. En zelfs het schip dat Vera Flamingopauw beschrijft.

‘Vertel’, zegt Oude Sam, die niet zo van water houdt. Het liefst komt hij niet in de buurt van teveel water. Dat is alleen in de laatste avonturen niet zo goed gelukt. Diep van binnen hoopt Oude Sam dat dit niet weer zo’n wateravontuur wordt. Hij wacht met spanning op het antwoord van Josefien. Vera Flamingopauw hopt ondertussen met spanning van het ene been op het andere.

‘Ja, vertel’, roept ze gespannen uit.

‘Ik denk dat je een onderwaterboot hebt gezien’, zegt Josefien.

‘Een onderwaterboot, zeggen Oude Sam en Josefien in koor, ‘wat is dat nu weer?’

‘Dat is een boot die niet alleen boven water maar ook onder water kan varen’, zegt Josefien, ‘daarom is het ook helemaal dicht. Anders krijg je allemaal water binnen. En met die dunne lange pijpen die je zag kunnen ze boven water kijken als ze al ondergedoken zijn.’

Oude Sam en Vera Flamingopauw luisteren met open mond naar Josefien. Een boot die onderwater kan varen hebben ze nog nooit gezien.

‘Weet je ook waar die boten vandaan komen?’, vraagt Oude Sam aan Josefien, ‘want als we dat weten, dan weten we misschien ook wel waar die mysterieuze man in pak vandaan komt’.

‘Nee’, zegt Josefien, ‘ maar ik ken wel iemand die dat waarschijnlijk wel weet. En die ken jij ook, Oude Sam.’

Oude Sam kijkt Josefien fronsend aan. Dan worden zijn ogen groot als hem ook een lichtje opgaat.

‘We moeten terug’, zegt hij, ‘er is maar één boef die ons kan helpen. Kom, we gaan meteen.’

Oude Sam springt uit de boom en wenkt Josefien en Vera Flamingopauw om hem meteen te volgen.

‘Kom’, zegt hij, ‘ we moeten snel op pad voor hij weer verdwenen is.’

Wil jij elke ochtend als eerste een nieuwe aflevering van dit avontuur van Oude Sam in je mailbox? Abonneer je op de nieuwsbrief..

Het drietal haast zich terug door het bos van Oude Sam. Rennend en vliegend doen ze niet voor elkaar onder qua snelheid.

‘Ik wist niet dat katten zo snel kunnen rennen’, zegt Vera Flamingopauw vanuit de lucht.

‘Ik wist niet dat Flamingopauwen zo snel kunnen vliegen’, pareert Oude Sam.

Ze moeten alle drie lachen.

Bij de rand van het bos aangekomen kijken ze elkaar aan.

‘En nu?’, vraagt Josefien.

‘Terug langs de rivier’, zegt Oude Sam, ‘en hopen dat Jack Eenhoorn nog niet naar een nieuw avontuur is vertrokken.’

‘Ah’, zegt Josefien, ‘bedoel je die oude boef.’

Oude Sam had Jack Eekhoorn samen met het Boomelfje gevonden, slapend in een badkuip op eendenpoten, verstopt onder een groot zeil achter het huis waar Elly woonde tot ze ontvoerd werd door de Mistige Wezens. Samen waren ze op pad gegaan om haar te redden. Jack Eekhoorn was misschien dan wel een oude boef, maar wel eentje met het hart op de goede plaats.

Het drietal reist verder langs de rivier, richting het huis waar het vorige avontuur van Oude Sam eindigde. Inmiddels is iedereen weer wakker in Rivierenland en is het weer een en al bedrijvigheid langs het water. Af en toe liften ze stiekem een stukje mee op één van de vele boten, maar alleen als ze moe zijn. De meeste boten zijn langzamer dan ons drietal dus zodra ze weer een beetje uitgerust zijn, rennen en vliegen ze verder tot ze bij het huis van Elly zijn.

Het huis staat er verlaten bij. Elly woont er niet meer. Zij  is samen met Clifford Kikker op eeuwigdurende huwelijksreis. Oude Sam kijkt Josefien aan.

‘Dat was ik even vergeten’, zegt hij, ‘hoe groot is de kans dat Jack er nog is als hij Elly niet meer hoeft te beschermen.’

‘Niet heel groot’, zegt Josefien, ‘maar er is maar één manier om er achter te komen.’

Parmantig steekt Josefien het bruggetje over naar het huis. Oude Sam en Vera Flamingopauw volgen. Gezamenlijk lopen ze om het huis heen. Alles lijkt verlaten.

‘We kunnen nog even in de schuur kijken’, zegt Josefien. Ook daar is niemand te bekennen.

‘En nu?’, vraagt Vera Flamingopauw.

‘Nu weet ik het niet meer’, zegt Oude Sam, ‘nu moet ik nadenken’.

‘Kom’, zegt Josefien, ‘dat doen vanaf mijn schoorsteen op het dak. Dan heb je het mooiste plekje en wie weet zien we nog wel zo’n onderwaterboot en komen we er zo achter waar ze vandaan komen’.

Oude Sam en Josefien beginnen aan hun klim terwijl Vera Flamingopauw naar boven vliegt.

‘Ieuwwww,, piept Vera Flamingopauw.

‘Wat is er?’, roepen Oude Sam en Josefien in koor.

‘Er staat hier een raar ding op het dak’, roept Vera Flamingopauw, ‘kom gauw, er ligt ook nog iets harigs in.’

‘Kan het wat rustiger, jongedame,’ bromt het iets in het ding op het dak, ‘ik heb mijn badkuip hier geparkeerd om de drukte te ontlopen’.

‘Hoera’, roept Oude Sam terwijl hij samen met Josefien de laatste meters naar boven klimt, ‘we hebben je gevonden’.

Lachend vallen de drie elkaar in de armen.

‘Wat komen jullie hier doen?’, vraagt Jack Eekhoorn, ‘ik dacht dat jullie op reis waren’.

‘Dat waren we ook’, zegt Oude Sam, ‘maar toen kwamen we Vera Flamingopauw tegen. Ze heeft onze hulp nodig. Het magische kristallenwiel is gestolen door een man in pak die met een onderwaterboot is vertrokken. En we hopen dat jij weet waar hij vandaan is gekomen’.

‘Dag schone dame’, zegt Jack terwijl hij een sierlijke buiging met zijn staart voor Vera Flamingopauw maakt, ‘jazeker weet ik waar deze mannen in pak vandaan komen. We hebben een groot probleem als zij het magische kristallenwiel hebben gestolen.’.

Het drietal kijkt Jack Eekhoorn opgetogen aan.

‘Dus jij weet waar we heen moeten’, zegt Oude Sam.

‘Jazeker’, zegt Jack Eekhoorn, ‘spring maar in mijn badkuip en gooi de trossen los. Dan kunnen we op pad en hopelijk de wereld nog op tijd redden.’

Het drietal springt in de badkuip van Jack Eekhoorn. De trossen gaan los en met een grote plons springt de badkuip met de gekke eendenpoten van het dak in de rivier.

Jack drukt op een knop en de propellerbladen beginnen te draaien. Eerst langzaam en dan steeds sneller. De badkuip komt iets omhoog en hangt net boven het water. De eendenpoten nemen een aanloopje.

Jack laat de knop los en roept: ‘Houd je vast. Daar gaan we dan.’

De badkuip volgt de rivier. Nu iedereen wakker is in Rivierenland is het wel stuk drukker dus af en toe stuurt Jack een beetje bij. Tussendoor is er gelukkig volop gelegenheid om bij te praten. Jack is  net terug gekeerd naar het huis van Elly. Hij heeft de Uil en zijn dochter teruggebracht naar het meer waar de ingang van het Mistige Land zit. Zo kunnen ze een oogje in het zeil houden. De Mistige Wezens slapen en iedereen is het over eens dat vooral zo moet blijven.

‘We hebben wel geluk dat je weer terug was’, zegt Oude Sam, ‘anders hadden we nooit geweten waar we naar toe moeten om het magische kristallenwiel terug te vinden.’

‘Nou, zegt Jack Eekhoorn, ‘het is maar hoe je het bekijkt. Ik weet niet of jullie wel heel blij worden van de plek waar we nu heen gaan.’

‘Waar gaan we eigenlijk heen?’, vraagt Josefien.

‘We gaan naar Ravenland’, zegt Jack.

‘Ravenland’, roept Vera Flamingopauw verschrikt uit, ‘daar is het hartstikke gevaarlijk.’

Verschrikt kijken Oude Sam en Josefien op.

‘Is dat zo, Jack?’, vraagt Oude Sam.

‘Ja’, zegt Jack, ‘dat klopt wel. Ik kijk er niet echt naar uit om daarheen te gaan. Maar we moeten wel. De grote vraag is waarom een raaf het magische kristallenwiel heeft gestolen.’

‘Dat is inderdaad de grote vraag’, zegt Vera Flamingopauw, ‘maar een nog grotere vraag is waar ze het magische kristallenwiel hebben verstopt’.

‘Verstopt?’, zegt Josefien op verbaasde toon.

‘Ja’, zegt Jack Eekhoorn, ‘raven verstoppen hun buit. Dus het is heel erg van belang dat we de raaf vinden die het magische kristallenwiel heeft gestolen.’

‘Of hopen dat iemand gezien heeft waar die raaf de buit verstopt heeft’, zegt Josefien.

Oude Sam nestelt zichzelf peinzend op de rand van de badkuip. De wind zoeft zachtjes langs zijn oren.

‘Nou vrienden’, zegt Oude Sam, ‘ik weet niet wat voor avontuur ons dit jaar te wachten staat. Samen zijn we hopelijk sterk en slim genoeg.’

‘Dat hoop ik wel’, zegt Jack Eekhoorn, ‘maar dit is wel een gevaarlijk avontuur. Ik hoop niet dat we als ravenvoer eindigen’.

Onze vrienden vervolgen hun weg. De avond valt en het wordt steeds stiller op de rivier.

‘Het is niet zo’n goed idee om vannacht door te varen’, zegt Jack Eekhoorn, ‘we komen straks in het Tussenland en daar wonen vreemde geesten. Die houden er niet zo van als je ’s nachts door hun gebied reist.’

Het gezelschap kijkt hem verschrikt aan.

‘Dan kunnen we beter een plekje aan de wal uitzoeken om te overnachten’, zegt Oude Sam.

‘Ze hebben hier vast een paar mooie bomen staan om in te slapen’, zegt Josefien.

Josefien had altijd op de schoorsteen geslapen van het huis waar ze woonde. Tijdens het rondreizen met Oude Sam had ze ontdekt hoe lekker het was om in een boom te slapen. Ook Vera Flamingopauw had een voorliefde ontwikkeld om in de top van een boom te overnachten. Zo kon ze mooi de omgeving in de gaten houden en vluchten als er gevaar dreigde.

‘Ik zie daar een open plek’, zegt Jack Eekhoorn, ‘ik vaar erheen.’

De badkuip draait richting de wal. De eendenpoten nemen een aanloopje en brengt onze groep vrienden met een sprongetje op de kant.

‘Zo’, zegt Jack Eekhoorn, ‘zoeken jullie een mooie boom uit, dan zoek ik een goed plekje voor mijn badkuip. Die slaapt toch het lekkerst.’

Zo gezegd, zo gedaan. Niet te ver van de rivier vinden onze vrienden een mooie boom om in te overnachten.

‘Deze boom lijkt wel een beetje op jouw boom’, zegt Josefien.

‘Ja’, lacht Oude Sam, ‘misschien is een stukje van mijn boom op reis gegaan en heeft besloten om hier te gaan wonen.’

‘Hihi’, grinnikt Vera Flamingopauw, ‘wat zou het handig zijn als je je van Oude Sam boom naar Oude Sam boom kon transporteren. Dat hoef je niet meer zo lang te reizen.’

Bij die gedachte grinniken ze allemaal.

‘Kom’, zegt Oude Sam, ‘laten we gaan slapen. Dan kunnen we morgen bij daglicht weer op pad.’

‘Zoek jij maar een lekkere tak uit om op te slapen’, zegt Josefien.

Oude Sam klimt in de boom terwijl Vera Flamingopauw naar boven fladdert. Plotseling horen ze een hoop gerinkel en Oude Sam die heel hard ‘ohhhhh’ uitroept.

‘Wat is er, wat is er?’, vraagt Josefien met een verschrikte blik op haar gezicht.

‘Er ligt hier een fles’, zegt Oude Sam, ‘het lijkt wel een toverdrankje. Ik zal eens ruiken.’

Oude Sam draait de dop eraf en ruikt.

‘Jakkes’, zegt hij, ‘het lijkt wel spiritus.’

‘Wat’, zegt Jack Eekhoorn, ‘een toverdrank die naar spiritus ruikt. Waar is dat nu weer voor?’

Dan horen onze vrienden een enorm geritsel en gekraak. Er komt iets aan. Iets groots.

‘We moeten ons verstoppen’, piept Josefien.

‘Daar is geen tijd meer voor’, fluistert Oude Sam terwijl het geluid steeds dichterbij komt..

Jack Eekhoorn en Josefien staan verstijfd van schrik onder aan de voet van de boom terwijl Vera Flamingopauw bovenin op een tak staat te bibberen. Oude Sam kijkt tussen de bladeren door en probeert een glimp op te vangen van wie of wat er aankomt.

Dan stopt het gekraak en geritsel. Onze vrienden kijken elkaar aan. Wat staat er nu te gebeuren?

Onze vrienden zien voorzichtig twee pootjes het struikgewas uit elkaar duwen. Twee prachtige ogen gluren door de ontstane opening. Die ogen zien als eerste Josefien en Jack staan.

‘Wie zijn jullie?’, vraagt de stem achter de prachtige ogen.

‘Wij zijn Jack Eekhoorn en Josefien’, zegt Jack, ‘we zijn hier met Oude Sam en Vera Flamingopauw.

‘Oude Sam!’, roept de stem opgetogen uit, ‘echt waar?’.

‘Echt waar’, zegt Oude Sam terwijl hij naar beneden springt in het zicht van de prachtige ogen, ‘kom maar tevoorschijn, oude vriendin, ik heb je stem herkend.’

De bosjes wijken en een prachtig klein draakje komt tevoorschijn. Met grote sprongen fladdert ze naar Oude Sam toe en slaat haar vleugels om hem heen.

‘Oude Sam!’, roept ze nog een keer opgetogen uit, ‘ik heb je gemist. Wat is het lang geleden dat ik je heb gezien.’

Ze slaat haar vleugels om hem heen en lachend vallen de oude vrienden elkaar om de nek.

‘Weet jij wie dat is?’, vraagt Jack Eekhoorn aan Josefien. Vera Flamingopauw fladdert naar beneden om het antwoord te horen.

‘Ik denk het wel’, zegt Josefien, ‘ik denk dat het kleine draakje is die Oude Sam heeft gered toen zijn staart in een boom groeide’.

‘En het kleine draakje dat de Moederboom heeft geholpen om haar familie van bomen weer over de hele wereld te verspreiden’, zegt Oude Sam.

‘Ik ben nu al fan van je’, zegt Josefien en ze loopt naar het kleine draakje toe om haar een kopje te geven.

‘Oh das lief’, zegt het kleine draakje en slaat haar vleugels om Josefien heen. ‘De vrienden van Oude Sam zijn mijn vrienden’.

‘Wat doe jij hier?’, vraagt Oude Sam, ‘en waarom ligt er een toverdrankje in deze boom die naar spiritus ruikt?’

‘Oh, dat is geen spiritus hoor’, zegt het kleine draakje, ‘dat is een toverdrankje van vuurwerk. Die heb ik nodig om weer vuur te kunnen spuwen. Onze lieve heks, uit ons eerste avontuur samen, stuurde het naar me toe. Samen met deze boom die op die van jou lijkt.’

Vol verwondering kijkt het gezelschap de boom en het kleine draakje aan.

‘Waarom kan je dan geen vuur meer spuwen?, vraagt Vera Flamingopauw.

‘Ik was in slaap gevallen op een boot die hier aan de oever van de rivier lag. Opeens lag ik in het water en was de boot verdwenen. En van water krijg ik een gezwollen tong en kan ik geen vuur meer spuwen’

‘Verdwenen’, zegt Jack Eekhoorn met opgetrokken wenkbrauwen, ‘een boot kan toch niet zo maar verdwijnen?’

Vol ongeloof kijkt onze groep vrienden het kleine draakje aan. Wat is hier aan de hand..

‘Nou’, zegt Josefien opeens, ‘dat kan wel, een boot die zomaar verdwijnt. Weet je nog wat voor kleur die boot had?’

Ze kijkt het kleine draakje vragend aan.

‘De boot was grijs’, zegt het kleine draakje.

Josefien springt opgewonden heen en weer en roept uit: ‘Je bent op de onderwaterboot geweest.’

Onze groep vrienden slaakt een zucht van verlichting. Dat mysterie is in ieder geval opgelost. En ze weten nu ook dat ze op de goede weg zijn.

‘Maar wat doen jullie hier?’, vraagt het kleine draakje.

‘Nou’, zegt Oude Sam, ‘dat is een heel verhaal.’

Onze vrienden nestelen zich onder Oude Sam’s tweelingboom. Oude Sam vertelt dat Vera Flamingopauw hem had opgewacht bij zijn andere boom en zijn hulp nodig had omdat een man in pak het magische kristallenwiel van haar heeft gestolen. De mysterieuze heer was met een onderwaterboot verdwenen en daarom waren ze terug gegaan naar Rivierenland om Jack Eekhoorn op te zoeken in de ijdele hoop dat hij wist waar deze heer vandaan kwam.

‘En dat wist ik’, zegt Jack Eekhoorn.

‘Ja’, zegt Vera Flamingopauw, ‘we weten nu dat het magische kristallenwiel onderweg is naar Ravenland.’

‘Naar Ravenland?’, zegt het kleine draakje met haar stem vol afschuw, ‘jakkes, ik houd niet van raven. Die zijn altijd heel onaardig en jagen me altijd weg.’

‘Ik denk dat je toch met ons mee moet gaan’, zegt Oude Sam, ‘het is vast geen toeval dat de lieve heks jouw toverdrankje in mijn tweelingboom hier heeft neergezet. Wij moesten elkaar wel tegenkomen.’

Vera Flamingopauw, Jack Eekhoorn en Josefien knikken instemmend en kijken het kleine draakje aan.

‘Ja’, zegt Josefien, ‘je moet wel met ons meekomen. Je kan ons vast helpen om het magische kristallenwiel terug te vinden en zo de wereld te redden.’

‘Als zo’n lieve dame mij het vraagt, dan kan ik niet anders dan ja zeggen’, zegt het kleine draakje.

En zo breidt onze groep dappere avonturiers zich met een  dapper klein draakje uit.

‘Maar nu moeten we eerst gaan slapen’, zegt Oude Sam.

‘Ja’, zegt Jack Eekhoorn, ‘gaan jullie maar slapen. Ik houd de wacht. Je weet maar nooit wat er kan gebeuren nu we zo dicht in de buurt zijn van de onderwaterboot. En je weet nooit wat er zo dichtbij Tussenland kan gebeuren.’

Zo gezegd, zo gedaan. Ieder zoekt zijn of haar plekje in de tweelingboom van Oude Sam. Jack Eekhoorn zet zijn nachtvizier bril op en de rest en gaat slapen. Josefien en Oude Sam liggen samen in de kattenkuil in één van de takken.

‘Ik hoop maar dat er niets gebeurd vannacht’, zegt Josefien.

‘Nou, zegt Oude Sam, ‘dat hoop ik ook. Ik kan wel een goede nacht slaap gebruiken na al deze ontmoetingen.’

Vroeg in de ochtend maakt Jack Eekhoorn Oude Sam wakker.

‘Kom eens kijken’, fluistert hij, ‘ik heb het idee dat er van alles gebeurd hier.’

Oude Sam knikt en maakt zich voorzichtig los uit de heerlijke warme takkenkuil waar hij samen met Josefien ligt. Hij wil haar niet wakker wil maken.

Ze steken zijn tweelingboom over naar de tak waar Jack de wacht hield.

‘Heb je iets gezien’, fluistert Oude Sam op vragende toon.

‘Nee’, fluistert Jack Eekhoorn terug, ‘maar wel gehoord. Sissende geluiden vanaf de rivier. Geklapwiek van vleugels. Geritsel in de bomen. Maar ik zie geen enkel levend wezen. Het geeft me geen veilig gevoel.’

Oude Sam tuurt door de duisternis.

‘Wil je mijn nachtvizier lenen?’, vraagt Jack Eekhoorn.

‘Nee, dat hoeft niet’, zegt Oude Sam, ‘katten kunnen heel goed zien in het donker. Maar ik kan ook niets ontdekken. Laten we stil zijn en kijken wat er dan gebeurd.’

Het tweetal zwijgt en laat de geluiden van de nacht de stilte overnemen. De wind laat de bladeren van de bomen ritselen. In de verte horen ze een Oehoe roepen. Zou daar het geklapwiek van vleugels vandaan zijn gekomen? Ze kijken elkaar aan en besluiten nog even stil te blijven.

Het begint langzaam een klein beetje licht te worden. Opeens klinkt er luid geritsel. Dat kan de wind niet zijn. Er lijkt er iets door de lucht te zoeven. Dat iets landt bovenop Jack Eekhoorn en Oude Sam. Door de plotselinge druk begeeft de tak het waar ze op zitten en vallen ze naar beneden.

Het luide gekraak doet Josefien, het kleine draakje en Vera Flamingopauw wakker schieten.

‘Wat gebeurt er?’, roepen de drie verschrikt uit.

Oude Sam en Jack Eekhoorn liggen op de grond en lijken bedekt met een deken. Een deken met twee oogjes die het tweetal aankijkt.

‘Wat doen jullie hier?’, klinkt het venijnig, ‘zijn jullie op mijn voorraad eten uit? Nou, die krijgen jullie niet hoor. Ik ben helemaal klaar met jullie dieven.’

‘We hebben jouw eten niet nodig’, roept Jack Eekhoorn met boze stem.

In een vloeiende beweging springt hij onder de deken vandaan en balt zijn vuisten.

‘Als je Oude Sam niet gauw loslaat dan geef ik je een mep. Of twee.’

Oude Sam heeft het inmiddels voor elkaar gekregen om weer op vier poten te gaan staan. Het is een raar gezicht. Op zijn rug klampt iemand zich vast. Een dier met twee grote ronde ogen, kleine oren en een hele dikke staart. Een staart die lijkt op die van Jack Eekhoorn. Alleen is het hele lijf bedekt met .. het lijkt wel een parachute. Wat voor vreemd dier is dit en laat het Oude Sam nog los..

Jack Eekhoorn kijkt het dier in verwondering aan. Het dier kijkt terug. Het is alsof ze in de spiegel kijken.

‘Wie ben jij?’, vraagt Jack.

‘Dat kan ik beter aan jou vragen,’ pareert het dier, ‘waarom heb jij net je vliegkleed niet gebruikt?’

‘Ik heb geen vliegkleed, zegt Jack, ‘ik heb een badkuip op eendenpoten om mij te brengen waar ik wil.’

‘Een badkuip op eendenpoten? Daar moet je me alles over vertellen.’, zegt het dier en sierlijk springt het van de rug van Oude Sam.

De groep slaakt een zucht van verlichting. Oude Sam ziet er toch een stuk knapper uit zonder die deken op zijn rug.

‘Dank je wel jongedame’, zegt Oude Sam, ‘wil je ons vertellen wie en wat je bent. Ik kan je verzekeren dat we niet op je eten uit zijn. Wij zijn op doorreis en breng hier alleen maar de nacht door in mijn tweelingboom.’

‘Goh’, zegt het vreemde dier, ‘ik ben nog nooit jongedame genoemd.’

‘Als je iedereen zo begroet zoals je net bij ons deed, kan ik me daar iets bij voorstellen’, zegt Jack Eekhoorn met een grijns, ‘maar vertel, wie ben jij? Ik ben Jack Eekhoorn.’

Verrast kijkt het dier Jack aan.

‘Ik ben Amelia Eekhoorn Earhart’, zegt ze.

‘Niet’, zegt Jack Eekhoorn vol ongeloof, ‘ben jij echt een afstammeling van de Earhart familie?’

‘Ja, zegt Amelia, ‘dat ben ik. Kijk maar.’

Amelia laat vol trots een insigne zien dat zij aan het uiteinde van haar staart draagt. Daarop een prachtig hart met een pijl en vleugels in een eekhoornstaart verwerkt.

Jack draait zich om naar de groep.

‘Als kind werd mij verteld dat er een familie van vliegende eekhoorns ergens op deze wereld bestaat. Ik heb altijd gedacht dat het een sprookje was. Tot vandaag. Nu heb ik met eigen ogen gezien dat ze dus echt bestaan.’

‘Wauw’, zegt het kleine draakje dat vol verwondering steeds dichterbij is gekomen, ‘dat is echt heel bijzonder. Mag ik eens kijken?’

‘Jawel hoor’, zegt Amelia en ze pakt het insigne en geeft het aan het kleine draakje. Die kan zoiets kleins niet goed vasthouden met haar pootjes en laat het vallen.

‘Ik raap het wel op en laat het je wel zien’, zegt Josefien die inmiddels ook weer uit de boom is geklommen.

‘Ik wil ook kijken’, zegt Vera Flamingopauw en fladdert naar beneden.

Onze groep vrienden verzamelt zich om Josefien en Amelia Eekhoorn Earhart heen en bekijkt vol verwondering het bijzondere insigne. Niemand let meer op wat er om hen heen gebeurd..

Onze groep vrienden heeft zich rond Josefien en het kleine draakje verzameld om het insigne van Amelia Eekhoorn Earhart te bewonderen.

‘Heel bijzonder, jongedame’, zegt Oude Sam.

‘Dus jij kunt ook vliegen?’, zegt het kleine draakje.

‘Nou, zegt Amelia, ‘niet echt vliegen. Ik kan heel goed zweven. Kijk maar.’

Amelia klimt behendig in de tweelingboom van Oude Sam, spreidt haar parachutekleed en springt. De groep ziet haar naar de volgende boom zweven.

‘Goh’, zegt het kleine draakje, ‘dat is eigenlijk best handig. Dat wil ik ook kunnen.’

Ze fladdert naar een tak boven in de boom, spreidt haar vleugels en probeert ze stil te houden terwijl ze naar de volgende boom zweeft. Maar het gaat niet goed. Draakjes zijn niet gemaakt om te zweven. Dat merkt ons kleine draakje ook en ze probeert in paniek haar zweefvlucht te corrigeren. Dat gaat natuurlijk niet helemaal goed.

Ze mist ternauwernood de ene boom maar een andere kan ze niet meer ontwijken. Ze knalt hard tegen die boom aan, tuimelt naar beneden en neemt in haar val van alles mee. Beteuterd zit ze onder de boom bedolven onder takken, bladeren en allemaal gele dingen.

Josefien springt naar haar toe en vraagt bezorgd: ‘Gaat het, vriendin?’

In dezelfde vaart vraagt ze aan Amelia: ‘Wat zijn dat voor gele dingen?’

‘Dat is een citroenboom’, zegt Amelia, ‘zodra ze vallen ben ik er meteen bij. Ik verzamel ze voor mijn wintervoorraad.’

Josefien kijkt haar vol ongeloof aan.

‘Dus je kunt ze eten?’

‘Ja’, zegt Amelia, ‘ik vind ze heerlijk.’

Het kleine draakje zit nog steeds bedolven zit onder de berg takken, bladeren en citroenen. Ze heeft zichzelf lelijk bezeerd met haar mislukte zweefvlucht. Iets lekkers klinkt haar goed in de oren dus ze pakt een citroen en neemt een hap.

‘Oehhhhh, roept ze heel hard uit, ‘dat is hartstikke zuur.’

Van narigheid fladdert ze hard met haar vleugels en dat doet ook zeer.

‘Oehoe, dat doet dubbel pijn’, roept ze met tranen in haar ogen uit.

Nog steeds let niemand op wat er om hen heen gebeurd. Tot het plotselinge geluid van het geklapwiek van vleugels iedereen doet verstijven van schrik. Wat of wie komt eraan..

Met een luid ‘joehoe’ landt er een vogel in hun midden.

‘Wie riep mij?’, vraagt de vogel.

Voor hun staat een oehoe, normaal gesproken één van de grootste uilen ter wereld, maar dit exemplaar niet. Dit is een schattige verschijning. Op klompjes. Met vrolijk gekleurde hartjes. Een sjaal om met vrolijke bloemen. En met een gek hoedje op haar hoofd waar haar oehoe oren uitsteken.

‘Wie riep jou?’, zegt Oude Sam verbaasd, ‘niemand volgens mij.’

‘Jawel’, zegt de oehoe, ‘iemand riep Oehoe.’

‘Ik denk dat ik dat was’, zegt het kleine draakje. Ze trekt nog steeds een zuur gezicht door de smaak van de citroen waar ze net in gebeten heeft. Een traan biggelt over haar wang. Zodra haar traan de grond taakt, verandert deze in een prachtige drakensteen.

De oehoe hopt op haar klompjes naar het kleine draakje.

‘Ho ho’, zegt Jack Eekhoorn terwijl hij voor haar springt, ‘vertel eerst even wie je bent en wat je hier komt doen.’

‘Ik ben Odette Oehoe’, zegt de schattige verschijning, ‘en ik zorg.’

‘Je zorgt’, zegt Jack Eekhoorn, ‘waar zorg je dan voor?’

 ‘Soms zorg ik voor vrolijkheid, soms voor heldere gedachtes, soms voor zielenroerselen en soms voor kleine draakjes die van zure citroenbomen hebben gegeten’, zegt Odette Oehoe.

‘Oké’, zegt Jack Eekhoorn, ‘ga uw gang mevrouw’. En hij doet een stapje opzij.

Odette Oehoe loopt naar het kleine draakje toe en tovert een verpleegsterkoffertje onder haar sjaal vandaan.

‘Zo’, zegt ze, ‘ik zal ervoor zorgen dat je straks weer gewoon kunt vliegen. Die drakentraan stop ik in een speciaal vakje in mijn hoedje. Die komt vast nog wel van pas. Neem in ieder geval een slokje van je toverdrank, want ook van citroenen kun je geen vuur meer spuwen. En jullie daar, sta daar niet zo mij zo verbazend aan te gapen. Volgens mij hebben jullie een missie en moeten we naar Ravenland om het magische kristallenwiel terug te vinden. Dus klaar met dat getreuzel. Ik zou die badkuip van Jack Eekhoorn maar eens te water laten zodat we verder kunnen.’

‘We .. verder .. kunnen’, stamelt Oude Sam, ‘ga jij dan ook met ons mee?’

‘Ja’, zegt Odette Oehoe, ‘volgens mij is ons gezelschap compleet en kunnen we verder.’

‘Hoe weet jij dat nou weer?’, bromt Jack Eekhoorn terwijl hij braaf naar zijn badkuip loopt.

‘Een tijd geleden vond ik een brief in mijn huisje’, zegt Odette Oehoe, ‘daarin werd ik gewaarschuwd dat het magische kristallenwiel op reis zou gaan en dat een groep vrienden nodig was om de wereld te redden. Toen wist ik nog niet wat dat allemaal te betekenen had. Ik krijg wel vaker berichten over de toekomst. Een kwestie van geduld hebben tot het gebeurd. Ik heb jullie een tijdje gevolgd en ik denk dat jullie die groep vrienden zijn. Dus ik sluit me graag bij jullie aan.’

Ze haalt haar schouders op en gaat verder met het verzorgen van de wonden van het kleine draakje. Onze groep vrienden staat de praatgrage oehoe verbaasd aan te kijken. Wat een wonderlijke verschijning en wat een wonderlijke mededelingen.

‘Eh jongens’, roept Jack Eekhoorn, ‘ik denk dat we een probleem hebben.’

Hij staat bij zijn badkuip die ze keurig verstopt hadden.

‘Het ziet er naar uit dat iemand ervoor gezorgd heeft dat we niet verder kunnen’, zegt Jack Eekhoorn.

De badkuip is helemaal overwoekerd met wilde wingerd. Een toverplant die heel snel groeit.

‘Ik weet zeker dat die plant er gisteren niet stond’, zegt Jack Eekhoorn, ‘iemand moet deze geplant hebben vannacht. Dat verklaart al die geluiden die we hebben gehoord. Kom eens helpen.’

Onze groep vrienden komt Jack helpen maar er is geen beweging meer in de badkuip te krijgen.

‘We zitten vast’, zegt Oude Sam, ‘ik ben bang dat we niet verder kunnen.’

Onze groep vrienden zit beteuterd aan de voet van de rivier en kijkt naar de badkuip die niet meer verder kan.

‘Hoe komen we nu in Ravenland’, roept Vera Flamingopauw wanhopig uit.

‘Ja’, zucht Josefien, ‘wie probeert ons tegen te houden.’

‘Dat vertelde mijn brief niet’, zegt Odette Oehoe, ‘maar treur niet, er is altijd plan b in het leven.’

De groep kijkt haar met grote ogen.

‘We kunnen mijn drakensteen gebruiken’, zegt het kleine draakje, ‘als ik heel hard wens waar we moeten zijn springen we er zo heen.’

Een drakensteen doet wensen uitkomen. Zo kun je wensen dat je weer bij iemand bent. Zo heeft het kleine draakje samen met de lieve heks Oude Sam teruggevonden in het avontuur waarin uit zijn staart een boom groeide.

‘Dat kan, maar misschien moeten we die bewaren tot een ander moment. Weet je nog, plan b’, zegt Odette Oehoe, ‘ik denk dat jullie de nacht in de oplossing hebben doorgebracht.’

Nu kijkt iedereen haar helemaal nieuwsgierig aan.

‘Ja natuurlijk’, roept Oude Sam uit, ‘mijn tweelingboom. Zo heeft onze lieve heks het toverdrankje hier naartoe gestuurd. Er zijn vast meer plekken waar we zo naartoe kunnen reizen.’

Het hele gezelschap staat te springen van blijdschap. Gelukkig kunnen ze verder reizen.

‘Eh, ik wil niet vervelend zijn’, zegt Amelia Eekhoorn Earhart, ‘maar hoe werkt dat dan, via bomen reizen?’

Iedereen valt stil. Ze weten inderdaad niet hoe dat werkt.

Odette Oehoe staat ondertussen van haar ene klompje op het andere te hupsen. Het gekke hoedje op haar hoofd wiebelt vrolijk mee.

‘Hallo’, zegt ze terwijl ze Amelia Eekhoorn Earhart aankijkt, ‘via jou natuurlijk. Jij kunt toch van boom tot boom zweven. Hebben ze jou nooit verteld wat jouw familie allemaal kan?’

‘Eh nee’, zegt Amelia, ‘mijn moeder heeft me hier als kind achter gelaten. Ze moest ergens op deze wereld iets doen wat heel belangrijk was. Wat dat was dat weet ik niet. Het enige wat ik weet is dat ik in de buurt van deze boom moest blijven. Maar ze kwam niet terug.’

Verdrietig slaat ze haar ogen neer. Jack Eekhoorn loopt naar haar toe en slaat zijn staart om haar heen.

‘Ik kan je vertellen wat ik weet’, zegt hij.

‘Graag’, zegt Amelia.

Jack begint te vertellen. ‘Ik denk dat jouw moeder de eerste vliegende eekhoorn was die Het Grote Water wilde oversteken. En dat ze daarvoor al vele malen hele grote afstanden had afgelegd. Er waren ook wel geruchten dat ze een geheime missie had. Het enige wat ik nog weet is dat ze inderdaad verdween. Ze is tot op de dag van vandaag niet meer gezien.’

‘Wauw’, zegt Amelia, ‘maar dat verklaart nog niet hoe we van boom tot boom kunnen reizen.’

‘Ik denk dat ik wel een vermoeden heb’, zegt Jack Eekhoorn, ‘kom, laten we allemaal in de boom klimmen. Ik denk dat je aan de volgende boom moet denken en dan springen terwijl wij je vliegkleed vasthouden.’

Zo gezegd, zo gedaan. Onze groep vrienden klimt in de boom en iedereen houdt een stukje van haar vliegkleed vast. Amelia probeert in haar hoofd heel hard aan de volgende boom te denken maar er gebeurt niets. Wanhopig kijkt ze de groep aan.

‘Het werkt niet’, zegt ze, ‘ik zie niet waar ik heen moet.’

Josefien kijkt haar aan. Ze heeft nog steeds het insigne van de Earhart familie vast.

‘Ik zag net je insigne een beetje opgloeien toen je aan de volgende boom aan het denken was’, zegt ze, ‘ik denk dat je deze op een bepaalde manier moet vasthouden.’

En ze legt het insigne op het hart van Amelia Eekhoorn Earhart. Het grijpt zich vast in haar vacht en begint meteen te gloeien. Een zachte gloed verspreidt zich over ons gezelschap heen.

‘Denk aan de volgende boom’, zegt Jack Eekhoorn.

‘Dat doe ik’, zegt Amelia. Een grote glimlach verschijnt op haar gezicht en ze springt.

Met een grote poef verdwijnt ons gezelschap door een verblindend gat van licht om ergens anders op deze wereld in een tweelingboom te landen. Iedereen is zo verrast door de onverwachte reis dat ze moeite hebben om hun evenwicht te bewaren. Met man en macht proberen ze zich vast te houden maar dat lukt niet. Ze vallen uit de boom op het dak van een vreemd uitziend huis en rollen zo naar beneden in een grasveld vol met madeliefjes.

Waar zijn ze?

‘Whioe’, jubelt Amelia Eekhoorn Earhart terwijl ze opgewonden heen en weer springt, ‘dat was cool!’.

‘Dat was het zeker, jongedame’, zegt Oude Sam terwijl hij ook opspringt en zichzelf en Josefien ontdoet van wat takjes en bladeren uit zijn tweelingboom.

‘Nou’, zegt Jack Eekhoorn die een beetje groen ziet, ‘dit is een stuk sneller maar ik geef toch de voorkeur aan mijn badkuip.’

Het hele gezelschap schiet in de lach.

‘Waar zijn we?’, vraagt Vera Flamingopauw terwijl ze haar prachtige hoofdtooi weer in model brengt.

‘Dat vraag ik me ook af’, bromt Jack Eekhoorn, ‘ik heb nog nooit zo’n raar huis gezien.’

Onze vrienden stoppen met hun bezigheden en staren naar het huis. Het ziet er inderdaad heel raar uit. Alle muren staan scheef. Er is geen raam te bekennen en het dak staat ook niet recht. De voordeur helt over naar links. Sterren omlijsten de deurpost.

‘Ik weet waar we zijn’, roept het kleine draakje opgewonden uit, ‘ik ben hier eerder geweest. Maar toen stond het huis niet zo raar scheef.’

Ze fladdert naar de deur en probeert deze open te maken. Het gerammel lijkt iets of iemand wakker te maken in het vreemde huisje. Ze horen allemaal gestommel en dan het geluid van voetstappen die richting de voordeur gaan. Dan wordt er luid op de deur gebonkt.

‘Wie is daar?’, roept een vrouwenstem, ‘help me, ik kan er niet meer uit.’

‘Ik ben het’, roept het kleine draakje, ‘geduld, we komen je bevrijden.’

Ze wenkt nu onze groep vrienden.

‘Kom helpen’, zegt ze, ‘dit is het huis van de lieve heks. De heks die het toverdrankje heeft gestuurd via de tweelingboom.’

‘Jaaaaa’, roept Oude Sam, ‘ik herken haar stem. We moeten haar helpen, kom.’

Het kleine draakje en Oude Sam beginnen tegen de deur aan te duwen. Jack Eekhoorn komt een schouder helpen maar de deur blijft dicht.

‘Joehoe’, zegt Odette Oehoe, ‘heeft er al iemand onder deurmat gekeken?’

‘Onder de deurmat’, zegt Oude Sam op verbaasde toon.

‘Ja, sleutels verstoppen zich vaak onder een deurmat’, zegt Odette Oehoe terwijl ze naar de deur toeloopt.

Iedereen doet een stapje opzij en Odette Oehoe tilt de deurmat op. En warempel, daar ligt de sleutel. Ze pakt ‘m op, doet ‘m in het slot en draait de sleutel om. Piepend en knarsend gaat de deur open. Daar staat onze lieve heks. Het kleine draakje fladdert naar haar toe en neemt haar in haar vleugels.

‘Oh, wat ben ik blij je weer te zien’, roept ze blij uit.

‘Ja, ik jou ook’, zegt de lieve heks terwijl ze het kleine draakje een dikke knuffel geeft.

‘En jou ook, Oude Sam, ‘vertel, wie heb je allemaal bij je?’

Oude Sam stelt het bonte gezelschap aan haar voor. Het kleine draakje springt nog steeds opgetogen om haar heen.

‘Waarom zat je opgesloten in je eigen huis’, vraagt ze aan de lieve heks, ‘en waarom staat alles zo scheef.’

‘Dan heb je het binnen nog niet gezien’, zegt de lieve heks, ‘kom maar kijken wat een chaos het daar is’.

Iedereen schuifelt het huisje binnen. Het is er donker. Het enige licht komt via de deur. Het is inderdaad een chaos. Alles staat scheef en ligt dwars over elkaar heen.

Midden in de kamer staat een grote klok. Met allemaal afbeeldingen in plaats van cijfers. De klok staat stil met de grote wijzer op een deur gericht en de kleine op het teken van een witte raaf. Als ze nog eens goed kijken zien we ook het magische kristallenwiel en een zwarte kat.

‘Wat is hier gebeurd?’, vraagt Oude Sam, ‘en wat doet die vreemde klok hier.’

‘Ik kreeg bezoek van een vreemde vogel in pak’, zegt de heks. ‘Hij bracht de klok mee en vroeg of ik deze weer kon laten lopen. Toen ik mijn toverkunsten op de klok losliet, begon alles te trillen en te beven en er ging de deur op de wijzerplaat open. De man in het pak klom door de opening en sloeg met een grote knal de deur in de klok dicht. Alles trilde op zijn grondvesten, het hele huis stond scheef en ik kreeg de voordeur niet meer open.’

Onze groep vrienden kijkt de lieve heks met open mond aan. Wat een verhaal weer.

‘Mm’, zegt Vera Flamingopauw, ‘het lijkt een beetje op mijn verhaal. Ik kreeg ook bezoek van een vreemde vogel.’

‘Vertel verder’, zegt de lieve heks.

Vera Flamingopauw vertelt dat zij bezoek kreeg van een gewichtige heer in pak. En dat die het magische kristallenwiel heeft gestolen terwijl zij wat te drinken aan het halen was. Die gewichtige heer verdween met een onderwaterboot. Daardoor wist Jack Eekhoorn dat het magische kristallenwiel door een raaf was gestolen.

‘Daarom zijn we nu onderweg naar Ravenland’, zegt Oude Sam.

‘Ja’, zegt Josefien, ‘om het magische kristallenwiel terug te vinden en zo de wereld te redden’.

De lieve heks luistert naar alle verhalen. Ook hoe Vera Flamingopauw, Oude Sam en Josefien op zoek zijn gegaan naar Jack Eekhoorn. En hoe zij het kleine draakje, Amelia Eekhoorn Earhart en Odette Oehoe hadden ontmoet.

‘Ik heb het idee dat ik ook bezoek heb gehad van die raaf, zegt de lieve heks.

‘Dat idee heb ik ook’, zegt Oude Sam, ‘ maar waarom kwam hij bij jou? Misschien heeft hij hier ook wel iets meegenomen uit jouw huis’.

De lieve heks kijkt rond. Haar huis is nog steeds in volstrekte chaos.

‘Dat kan ik zo niet zien’, zegt de lieve heks, ‘dan moet ik eerst opruimen hier. Als iedereen even aan de kant gaat dan laat ik een schoonmaakspreuk los.’

Ze haalt een flesje uit een zak in haar rok, wil de dop eraf draaien en stopt dan in haar beweging.

‘Dit is wel een krachtige toverspreuk dus het kan er een beetje woest aan toegaan. Als het goed is ligt vlakbij de deur een stapeltje helmen. Pak die maar en zet die op.’

Onze vrienden gaan op zoek naar de helmen en vinden ze gelukkig snel.

‘Dat zijn wel bijzondere helmen’, zegt Oude Sam terwijl hij een exemplaar bekijkt.

Op de helm zijn allemaal verhalen geschreven.

‘Dat klopt’, zegt onze lieve heks, ‘dit zijn helmen vol verhalen*. Verhalen van jonge helden die strijden voor vrede en die met deze helmen zo hun persoonlijke missie doorvertellen.

‘Wauw, wat bijzonder’, zegt Josefien, ‘ik zal deze helm met trots dragen.

Iedereen knikt en zet zijn helm op.

‘Nu voelt het net alsof we een gezamenlijke missie hebben’, zegt Vera Flamingopauw.

Haar hoofdtooi piept aan alle kanten onder haar helm uit en iedereen staat haar met een glimlach aan te kijken.

‘We hebben ook een gezamenlijke missie’, zegt Oude Sam, ‘we moeten de wereld redden. Schiet op, lieve heks, we moeten er achter komen of die raaf iets heeft meegenomen.’

De lieve heks draait de dop van het flesje af en een toverspreuk ontsnapt. Ze draait ‘m om haar toverstafje heen en zwaait deze door de ruimte heen. De toverspreuk springt uiteen, scheert rakelings langs hoofden en overal waar ze komt, ruimt ze op, zet ze recht en steekt ze lampjes weer aan.

Net zolang tot alles weer staat zoals het was.

‘Zo’, zegt de lieve heks, ‘dat is beter. Jullie kunnen je helmen wel weer afzetten.’

De helmen worden weer keurig netjes opgestapeld en iedereen kijkt de lieve heks verwachtingsvol aan. Ze draait langzaam rond in de kamer.

‘Laat me nu eens kijken wat ik mis’, mompelt ze.

Opeens stopt ze. Haar oog is gevallen op een lege plank in één van de kasten. Haar adem stokt in de keel.

‘Oh nee’, roept ze geschrokken uit.

Iedereen kijkt haar met grote ogen aan.

‘Vertel, vertel, wat heeft hij meegenomen’, zegt Oude Sam.

‘Het magische kompas’, zegt de heks bedroefd, ‘zonder dat kunnen jullie de raaf niet volgen via de klok. Ik vermoed dat hij op die manier naar Ravenland is teruggekeerd.’

‘Nou’, zegt het kleine draakje, ‘dan gebruiken we toch mijn drakentraan en wensen we dat we in Ravenland zijn.’

‘Ook dat gaat niet’, zegt de heks, ‘ook dan reis je via Tussenland en daar heb je het magische kompas nodig. Zonder dat verdwaal je daar.’

‘Waarom is het zo erg om te verdwalen in Tussenland?’, vraagt het kleine draakje, ‘je vindt toch altijd wel weer de weg?’

‘Niet in Tussenland’, zegt de lieve heks, ‘daar zorgen de vreemde geesten die daar wonen wel voor. Die willen dat je voor eeuwig bij ze blijft.’

‘Nou’, zegt Jack Eekhoorn, ‘als ik niet wil blijven, dan doe ik dat ook niet hoor.’

‘Dat is makkelijk gezegd’, zegt de lieve heks, ‘maar minder makkelijk gedaan als ze je betoveren. Alleen met behulp van het magische kompas kun je de vreemde geesten ontwijken. Die laat je de weg zien waar de geesten niet kunnen kijken.’

Met die woorden kijkt de lieve heks onze groep vrienden aan.

‘Ik vrees dat jullie niet verder kunnen reizen’, zegt ze, ‘zonder het magische kompas kunnen jullie niet verder.’

Vera Flamingopauw laat de prachtige veren van haar hoofdtooi hangen en grote tranen biggelen langzaam langs haar wangen.

‘Hoe moeten we dan mijn land en de wereld redden’, roept ze verdrietig uit.

Het kleine draakje slaat haar vleugels om Vera Flamingopauw heen.

‘Niet huilen, vriendin’, zegt ze, ‘ik weet zeker dat we wel een oplossing vinden.’

‘Ja’, zegt Oude Sam, ‘dat moet wel. We moeten het magische kristallenwiel terugvinden. We moeten de wereld redden van het grote onheil dat ons te wachten staat.’

Niemand merkt op dat Amelia Eekhoorn Earhart opgewonden staat te springen aan de rand van de groep.

‘Joehoe’, roept ze, ‘mag ik jullie aandacht.’

‘Natuurlijk mag je onze aandacht’, zegt iedereen in koor.

Onze groep vrienden kijkt Amelia aan. Wat wil ze vertellen?

‘Waarom doen we zo moeilijk?’, zegt ze, ‘we kunnen gewoon verder reizen. Wat dacht dat ik hier op mijn borst draag?’

Alle ogen zijn nu gericht op het insigne dat Amelia Eekhoorn Earhart op haar borst gespeld heeft. Het insigne dat er uiteindelijk voor gezorgd heeft dat ze via de tweelingboom bij het huis van de lieve heks zijn terecht gekomen. Iedereen kijkt nog eens goed.

‘Verrek’, zegt Jack, ‘je hebt een kompas in het insigne.’

‘Precies’, zegt Amelia, ‘dit kompas heeft er voor gezorgd dat ik via de tweelingboom van Oude Sam aan de rand van Rivierenland naar hier ben gereisd, samen met jullie. Ook toen zijn we door een soort mist gegaan waar ik allemaal vreemde gedaantes zag. Door het kompas wist ik welke weg moest gaan om de geesten te ontwijken.’

‘Oh, wat goed zeg’, roept onze lieve heks uit, ‘ik moet er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn als jullie wel op elkaar waren gebotst.’

‘Maar dat is niet gebeurd’, zegt Oude Sam, ‘en we hebben een kompas dus we kunnen verder. Laat iedereen zich klaar maken voor de reis naar Ravenland.’

‘Ja maar’, begint het kleine draakje, ‘hoe gaan we reizen? Gaan we via de tweelingboom of via de drakentraan die we hebben?’

‘Dat is een goede vraag’, zegt Oude Sam, ‘als het via een tweelingboom kan is dat fijn. Dan kunnen we de drakentraan bewaren voor andere noodgevallen.’

‘De vraag is alleen of er ook een tweelingboom in Ravenland staat om naar toe te reizen,’ merkt Josefien scherp op.

‘Mm, daar heb je gelijk in’, zegt Oude Sam.

‘Ik heb wel een zaadje meegegeven aan iemand die wel eens door Ravenland reist’, zegt de lieve heks, ‘we kunnen alleen maar hopen dat het gelukt is om die te zaaien.’

Onze vrienden moeten de gok wel nemen om met behulp van het vliegkleed van Amelia Eekhoorn Earhart naar de volgende tweelingboom te reizen. Iedereen maakt zich klaar voor de sprong. Wat zullen we aantreffen aan de andere kant?

‘Is iedereen er klaar voor?’, vraagt Amelia Eekhoorn Earhart.

Iedereen knikt behalve de lieve heks.

‘Ik blijf hier’, zegt ze.

‘Nee’, roept het kleine draakje, ‘waarom ga je niet met ons mee?’

‘Het is volle maan vannacht’, zegt de lieve heks, ‘en bij volle maan brouwen heksen toverdrankjes.’

‘Jammer dat je niet met ons meegaat’, zegt Oude Sam, ‘wat nu als we jouw hulp nodig hebben om het magische kristallenwiel te redden.’

‘Jullie kunnen altijd een bericht sturen via de tweelingbomen’, zegt de lieve heks, ‘kom, vrienden, jullie moeten gaan.’

De lieve heks legt het insigne van Amelia Eekhoorn Earhart op haar hart. Het grijpt zich vast in haar vacht en begint meteen te gloeien.

‘Houdt mijn vliegkleed vast, roept Amelia.

Weer verspreidt een zachte gloed zich over ons gezelschap. Ze denkt aan de volgende boom en langzaam zien we een grote glimlach op haar gezicht verschijnen.

‘Succes, vrienden’, roept de lieve heks.

Met een grote poef verdwijnt de groep vrienden en avonturier door een verblindend gat van licht om ergens anders op deze wereld in een tweelingboom te landen. Ook deze keer hebben ze moeite om zich staande te houden. Ze kukelen één voor één uit de boom op de grond.

‘Oehoe’, roept het kleine draakje, ‘dat doet zeer.’

‘Ja ja ja’, pruttelt Odette Oehoe, ‘ik kom al, ik kom al.’

Op haar vrolijke klompjes met hartjes dribbelt ze naar het kleine draakje toe.

‘Waar doet het zeer?’, vraagt ze.

‘Ik ben op iets hards gevallen’, zegt het kleine draakje.

‘Oh jeetje’, zegt Josefien die ook is toegesneld. Samen met Odette Oehoe helpen ze het kleine draakje overeind. Ze wrijven over de zere plek en de pijn verdwijnt.

‘Waar zijn we eigenlijk’, zegt Vera Flamingopauw.

‘Dat is een goede vraag’, zegt Oude Sam en kijkt om zich heen. Ze staan in een bos. Een bos op rotsen. Het is een wonder dat er bomen groeien op zo’n harde ondergrond. En geen wonder dat het kleine draakje lelijk terecht is gekomen. De maan zit verstopt achter de wolken dus veel zien onze vrienden niet. Dan breekt de lucht open en drijven de wolken weg. Het licht weerkaatst op iets wat op de grond ligt op de plek waar het kleine draakje is gevallen. Oude Sam loopt er heen en raapt het op.

Zijn adem stokt in de keel. ‘O jee’, zegt Oude Sam.

‘Wat is het’, roept Vera Flamingopauw uit.

‘Het is het magische kompas’, zegt Oude Sam.

‘Ohhh’, roept iedereen uit.

‘Dan zijn we in ieder geval op de goede plek’, zegt Josefien.

‘Yep’, zegt Jack Eekhoorn, ‘eindelijk in Ravenland.’

Iedereen spring opgetogen heen en weer. Ze hebben niet in de gaten dat ze bespiedt worden. Twee donkere figuren verstoppen zich achter de bosjes die tussen de bomen staan. De één groot, de ander wat kleiner. Allebei in het zwart, dus ze vallen nauwelijks op tussen de donkere rotsen en bomen.

‘Verdorie’, fluistert de één, ‘ze hebben het magische kompas gevonden dat onze broeder hier heeft verstopt.’

‘Ja’, zegt de ander, ‘wat doen we nu?’.

‘Ik informeer Raven Raaf’, zegt de grootste van de twee, ‘houd jij die vreemdelingen in de gaten’.

‘Dat is goed’, zegt de ander, ‘ze komen hier toch niet weg.’

En met die onheilspellende woorden verlaat de grootste van de twee zijn schuilplek en sluipt voorzichtig weg naar de rand van het bos.

Onze groep vrienden zijn eindelijk op de plaats van bestemming aangekomen en hebben geen idee wat ze allemaal te wachten staat.

‘En nu, Jack’, vraagt Josefien, ‘waar moeten we nu heen?’

‘In ieder geval dit bos uit’, zegt Jack, ‘ik denk dat het slim is om op zoek te gaan naar de haven. Dan kunnen we kijken of we daar de onderwaterboot zien liggen. Ik hoop dat we zo ontdekken wie die raaf is die het magische kristallenwiel gestolen heeft.’

‘En waar hij het verstopt heeft’, zegt Vera Flamingopauw.

‘Goed plan’, zegt Oude Sam, ‘misschien vinden we onderweg ook nog wel aanwijzingen.’

Iedereen maakt zich klaar om verder te reizen. Odette Oehoe heeft inmiddels het kleine draakje weer opgelapt na haar val op het magische kompas. Ze stopt haar verpleegsterkoffertje terug in haar sjaal en geeft het kleine draakje nog een knuffel. Die slaat haar vleugels om haar heen.

‘Dank je wel’, zegt het kleine draakje.

‘Jaja, graag gedaan hoor’, zegt Odette Oehoe, ‘maar nu moeten verder. Welke kant gaan we op?’

‘Die kant’, zegt Jack en hij wijst richting een opening tussen de bomen, ‘ik zie dat het daar wat lichter is dus hopelijk komen we zo bij de rand van dit rotsenbos.’

Jack Eekhoorn en Oude Sam lopen die kant op. Josefien, Amelia Eekhoorn Earhart en Vera Flamingopauw volgen de twee op de voet. Odette Oehoe en het kleine draakje achteraan. Ze banen zich een weg tussen de bomen door, een echt pad is er niet. Na een tijdje zo gelopen te hebben beginnen alle bomen op elkaar te lijken.

‘Wel grappig dat er meer tweelingbomen staan’, merkt het kleine draakje op.

‘Ja’, zegt Oude Sam, ‘ik weet alleen niet echt of het grappig is. Volgens mij is het dezelfde boom als waar we in geland zijn. Kijk maar naar de gebroken takken door onze val uit de boom.’

Iedereen staart naar de tweelingboom. Oude Sam heeft gelijk. Het is dezelfde boom. Ze hebben een rondje gelopen en zijn geen stap verder gekomen.

Achter de bosjes tussen de bomen zit nog steeds de kleinste van de twee duistere figuren verstopt.

‘Jullie zitten in een magische tijdlus’, lacht deze in zichzelf, ‘daar komen jullie nooit meer uit.’

‘Hoe kan dat nou’, roept Vera Flamingopauw uit, ‘hebben we al die tijd in rondjes gelopen?’

‘Daar lijkt het wel op’, zegt Jack Eekhoorn, ‘ik snap er niets van.’

‘Laten we die kant eens opgaan’, zegt Oude Sam, ‘dan komt het vast goed.’

Onze groep vrienden doet een nieuwe poging om uit het rotsenbos te komen. Maar helaas, ook nu komen ze weer op dezelfde plek uit. Ze ploffen neer op de grond en kijken elkaar verslagen aan. Zijn ze eindelijk in Ravenland, blijkt dat ze niet verder komen.

‘Wat nu?’, zegt Josefien.

‘Goede vraag’, zegt Jack Eekhoorn, ‘ik heb geen idee.’

Zijn oog valt op het insigne van Amelia Eekhoorn Earhart.

‘Wat is daar mee aan de hand?’, vraagt hij terwijl hij naar het insigne wijst. Op het insigne prijkt een hart met eekhoornstaarten. Tegelijkertijd is het ook een kompas. De naald draait continue rondjes.

‘Geen idee’, zegt Amelia, ‘ik heb dit nog nooit gezien.’

Iedereen kijkt met verbazing naar de ronddraaiende naald.

‘Is het misschien betoverd?’, vraagt Vera Flamingopauw.

‘Dat zou kunnen’, zegt Amelia Eekhoorn Earhart, ‘maar dat is dan zo sinds we hier zijn.’

Oude Sam springt op.

‘Ik heb een idee’, zegt hij, ‘misschien heeft het insigne wel last van het magische kompas.’

Oude Sam pakt het magische kompas dat hij om zijn nek heeft gehangen. Het zit nog dichtgeklapt dus onze vrienden kunnen niet zien wat er in het kompas gebeurd.

‘Doe eens open’, zegt Josefien.

Oude Sam klapt het open. Er valt wat op de grond maar de ogen van iedereen zijn op het binnenwerk van het kompas gericht. Ook daar zien ze een continue ronddraaiende naald.

‘Ze zijn helemaal gek’, zegt Jack Eekhoorn, ‘en ik vermoed dat dat komt omdat het magische kristallenwiel in de buurt is.’

Onze groep vrienden kijkt Jack met open mond aan.

‘Echt waar’, roept Vera Flamingopauw uit, ‘dat is goed nieuws.’

‘Ja, dat wel’, zegt Jack, ‘maar dat deze twee elkaar gek maken niet. Ik vermoed dat we in een magische tijdlus zitten. En ik heb geen idee hoe we daar uit kunnen komen.’

‘Oh nee’, roept Vera Flamingopauw uit, ‘zitten we hier dan voor eeuwig vast?’

Niemand kijkt naar wat er net op de grond is gevallen tot een plotselinge beweging hun oog vangt.

‘Wat is dat?’, roept het kleine draakje uit.

Een bolletje graaft zich in de grond. Dunne takjes komen omhoog. Blaadjes ontspruiten.

‘Oh nee’, roept Jack Eekhoorn, ‘dat is een wilde wingerd.’

De badkuip van Jack Eekhoorn hebben ze aan de rand van Rivierenland moeten achterlaten omdat deze helemaal was overwoekerd met wilde wingerd.  Een toverplant die heel snel groeit en die iemand daar met opzet had geplant om te voorkomen dat onze vrienden verder konden reizen.

Nu komen ze weer in aanraking met deze toverplant.  En zitten ze ook nog in een magische tijdlus waar ze niet uit kunnen.

Wat moeten ze doen om te ontsnappen…

‘Wat moeten we doen’, roept Vera Flamingopauw uit.

De wilde wingerd heeft haar inmiddels bereikt en slingert zich om haar benen heen. De andere takken banen zich al kronkelend een weg naar de rest van onze groep vrienden.

Jack Eekhoorn schiet een boom in en probeert wanhopig om de wilde wingerd van zich af te slaan. Amelia Eekhoorn Earhart spreidt haar vliegkleed en springt van boom tot boom in een poging om de toverplant voor te blijven. Tevergeefs, ook Jack en Amelia worden omwikkeld en kunnen geen kant meer op.

‘Rennen, Josefien’, roept Oude Sam tegen zijn trouwe metgezel. Maar het is al te laat. Ook Josefien wordt volledig ingepakt door de wilde wingerd.

Oude Sam springt op de rug van het kleine draakje.

‘Vlieg, vriendin, roept hij, ‘waar heb je de drakentraan verstopt?’

‘In het zakje om mijn nek’, roept ze uit terwijl ze wanhopig probeert om omhoog te fladderen. Het extra gewicht op haar rug van Oude Sam maakt dat het haar moeite kost.

Oude Sam probeert in de tussentijd bij het zakje te komen waar de drakensteen in verstopt zit. Alleen die steen kan onze groep vrienden uit deze benarde positie bevrijden.

Ondertussen hupt beneden op de grond Odette Oehoe woest heen en weer en doet een poging de wilde wingerd van zich af te houden door er met haar verpleegsterkoffertje op te slaan. Ondertussen slaakt ze Japans aandoende kreten uit. Het mag niet baten. Ook Odette Oehoe wordt ingepakt door de razendsnel groeiende toverplant.

Alle overgebleven wilde wingerds richten nu hun aandacht op Oude Sam en het kleine draakje die weg proberen te vliegen om zo buiten het bereik van de snelgroeiende toverplant te blijven.

Oude Sam probeert nog steeds bij het zakje met de drakensteen te komen. Door de wilde bewegingen van het kleine draakje om de wilde wingerd te ontwijken kost dat behoorlijk veel moeite. Langzaam komt Oude Sam steeds dichterbij.

Op het moment dat hij het zakje eindelijk vast weet te pakken heeft de wilde wingerd het tweetal ook te pakken. Ze worden naar beneden getrokken. Het zakje met de drakensteen schiet uit de poot van Oude Sam.

‘Neeeeeeee’, roept hij terwijl hij het zakje met de drakensteen richting de grond ziet vallen, ‘nu komen we hier nooit meer uit.’

Ook Oude Sam en het kleine draakje zijn inmiddels helemaal omwikkeld met de wilde wingerd. Langzaam wordt alles wazig tot ze helemaal niets meer zien en het bewustzijn verliezen.

Het rotsenbos met de tweelingboom is inmiddels het toneel geworden van de wilde wingerd. Alles is overwoekerd en er is niets meer te zien van onze groep vrienden. Is dit dan het einde van dit avontuur?

Oude Sam slaapt. Droomt. Over magische kristallen, witte raven en de geur van koekjes van Madame Madeleine uit het vorige avontuur. Zijn droom wordt vergezeld van vreemde geluiden en het geschuifel van voeten. Langzaam doet Oude Sam één oog open.

‘Volgens mij is hij wakker’, hoort hij zeggen.

Het geluid van hoppende voeten wordt vergezeld door het gekras van nagels over de vloer. Twee donkere figuren vullen langzaam zijn blikveld. Oude Sam doet ook zijn andere oog open.

Voor hem staan een grote raaf en een kleine raaf. Zijn adem stokt in zijn keel. Het lijkt erop dat ze de raven gevonden hebben. Wat gaat er nu gebeuren..

‘Rustig maar’, zegt de grote raaf, ‘we doen je niks.’

‘Nee’, zegt de kleine raaf, ‘wij wisten ook niet dat er wilde wingerd toverzaadjes in het magische kompas verstopt zaten. Anders hadden we jullie wel eerder gewaarschuwd.’

Oude Sam kijkt het tweetal aan. Wat is hier aan de hand? De raven hebben het magische kristallenwiel gestolen en nu doen ze opeens heel aardig. Oude Sam snapt er niets meer van. Kan hij deze twee vreemde vogels wel vertrouwen..

‘Ik snap dat je achterdochtig bent’, zegt de grote raaf die Oude Sam argwanend ziet kijken, ‘maar we wilden jullie echt niets doen. We probeerden jullie juist te beschermen tegen het grote onheil dat ons te wachten staat.’

Nu weet Oude Sam helemaal niet meer wat hij moet denken. Het zijn toch de raven die het magische kristallenwiel hebben gestolen en zo de wereld in gevaar brengen. Hoezo willen ze hem en zijn vrienden beschermen tegen het grote onheil.

‘Ik heb Raven Raaf al verteld dat je er bent’, zegt de grote raaf.

‘Ja’, zegt de kleine raaf, ‘zij en broeder raaf zullen zo wel komen. We zijn echt ontzettend blij dat je er bent.’

Oude Sam vindt het maar een vreemd verhaal. Hij kijkt ondertussen voorzichtig om zich heen maar zijn vrienden zijn nergens te bekennen.

‘Je zoekt zeker je vrienden’, zegt de grote raaf.

‘Ja’, zegt de kleine raaf, ‘daar gaat het goed mee hoor, die zitten allemaal in de ontbijtzaal.’

‘Hij is niet erg spraakzaam’, zegt de grote raaf tegen de kleine.

‘Nee’, zegt de kleine raaf, ‘laten we ook maar naar de ontbijtzaal gaan. Misschien dat een koekje van Madame Madeleine zijn spraak terugbrengt.’

De koekjes van Madame Madeleine hebben het vermogen om herinneringen terug te halen als je ze in de bloesemthee doopt. Waarom hebben de raven deze koekjes? Madame Madeleine zwaait toch de scepter over de keuken in het Kasteel van de Verloren Tijd.

Oude Sam snapt er niets meer van. Behoedzaam volgt hij de twee raven naar de ontbijtzaal.

Gaat hij daar echt zijn vrienden aantreffen of is het een val?

Oude Sam en de twee raven lopen door een gang richting een lange wenteltrap. Er is te weinig ruimte om te vliegen dus de raven hoppen de traptreden op. Oude Sam volgt behoedzaam.

Wat gaat hij aantreffen? En vooral wie?

Ze komen steeds hoger en hoger. Af en toe vangt Oude Sam een glimp van een gebouw aan de overkant op. Het lijkt wel een toren. Een toren die vreemd scheef staat. En die met een brug verbonden is met het gebouw waar hij is. Het kan niet anders dan dat ook een toren is.

Op de bovenste verdieping aangekomen stoppen ze voor een deur. De grootste van de twee raven duwt deze open. Ze stappen een grote ruimte in.

Oude Sam laat zijn ogen rondgaan. Aan de linkerkant ziet hij een troon. Twee tronen. Een hoge troon en een lage troon. Aan de andere kant van de ruimte zit een grote opening. Daarachter zit hij de brug die deze toren met de andere verbindt.

Oude Sam ziet alles behalve zijn vrienden. Hij is het beu.

Oude Sam gaat zitten en balt zijn kattenpoten.

‘Ik verzet geen stap meer’, zegt Oude Sam, ‘waar zijn mijn vrienden?’

‘Ah, kijk, hij kan toch praten’, zegt de kleinste raaf.

De grote raaf laat een krassend lachje horen.

‘Dat is mooi’, zegt hij, ‘Raven Raaf en broeder Raaf kunnen elk moment hier zijn. Dan kunnen zij uitleggen wat er aan de hand is.’

‘Waar zijn mijn vrienden?’, zegt Oude Sam nog een keer.

‘Aan de overkant’, zegt de kleinste raaf.

‘In de andere toren’, zegt de grote raaf.

Oude Sam loopt begint te lopen en aan de rand van de opening ziet hij een raar licht dat het midden van de brug omhuld. Zoiets heeft Oude Sam nog nooit gezien. Aarzelend zet hij een stap richting zijn vrienden.

‘Pas op’, roept de twee raven in koor, ‘je kunt niet oversteken. Er zit een lek in de brug.’

‘Dat klopt, Oude Sam’, zegt opeens een warme vrouwenstem, ‘je kunt je vrienden niet bereiken. Er zit een tijdslek in de brug.’

Oude Sam draait zich om.

Er staat een witte raaf in de deuropening. Een prachtige verschijning. In haar handen het magische kristallenwiel.

Schuin achter haar staat een zwarte raaf. Een gewichtig ogende heer in pak. Het magische kompas hangt aan zijn vest.

Oude Sam zijn adem stokt in zijn keel. Daar is dan het magische kristallenwiel waar ze naar op zoek waren en die ze nodig hebben om de wereld te redden van het naderend onheil.

Toch lijkt de oplossing verder weg dan ooit. Hij staat met vier raven op de bovenste verdieping van een toren in een vreemd land en zijn vrienden zijn onbereikbaar..

‘Wees niet bang, Oude Sam’, zegt de witte raaf terwijl ze naar de hoge troon hopt, ‘de oplossing is dichterbij dan je denkt.’

‘Ja’, zegt de gewichtige heer in pak, ‘we zijn blij dat je er bent.’

De wenkbrauwen van Oude Sam gaan verbaasd omhoog terwijl hij ziet hoe de gewichtige heer in pak haar volgt en op de kleine troon gaat zitten.

De grote en de kleine raaf hoppen ook naar voren en manen Oude Sam plaats te nemen voor de twee tronen. Veel keus heeft hij niet dus Oude Sam gaat zitten.

‘Hoezo bent u blij dat ik er ben?’, zegt Oude Sam, ‘het is niet alsof ik een keus had.’

‘Oh’, zegt de witte raaf, ‘je hebt altijd een keus. Je had er ook voor kunnen kiezen om Vera Flamingopauw niet te helpen. Maar ik ben blij dat je dat wel gedaan hebt. Dat hadden we gelukkig goed ingeschat.’

Oude Sam kijkt nog verbaasder. Is dit alles een vooropgezet plan is?

‘Hoe bedoelt u?’, vraagt Oude Sam, ‘wat heeft u goed ingeschat?’

‘Dat je Vera Flamingopauw zou helpen om het magische kristallenwiel terug te vinden’, zegt de witte raaf, ‘maar laat ik mijn manieren niet vergeten. Ik ben Raven Raaf en dit hier is broeder Raaf.’

De gewichtige heer in pak kijkt Oude Sam aan en geeft hem een vriendelijke knikje.

‘Fijn dat je er bent, Oude Sam’, zegt hij, ‘jouw goede daden hebben ook ons bereikt en wij denken dat je ons kunt helpen.’

‘Helpen?’, zegt Oude Sam op verbaasde toon, ‘waarmee dan?’

‘Onze wereld is in gevaar’, zegt Raven Raaf, ‘er is een lek in de tijd ontstaan.’

‘Ja’, zegt broeder Raaf, ‘en als we niets doen is er straks niets meer over van onze wereld.’

Dus dat is wat Vera Flamingopauw bedoelde toen ze zei dat de hele wereld in gevaar is.

‘Een lek in de tijd?’, zegt Oude Sam, ‘hoe kan dat?’

‘Die worden veroorzaakt door de tijdslangen’, zegt Raven Raaf.

‘Tijdslangen’, zegt Oude Sam, ‘daar heb ik nog nooit van gehoord.’

‘Dat zijn slangen die altijd maar meer willen hebben’, zegt Raven Raaf, ‘meer, meer, meer. Meer eten, meer huizen, meer spullen. En dus ook meer tijd. Want met meer tijd kunnen ze meer verzamelen.’

‘Meer tijd vinden ze door hele werelden op te eten’, zegt broeder Raaf.

Raven Raaf knikt en kijkt met bedroefde blik Oude Sam aan.

‘Ze zijn nu bij onze wereld aangekomen. We wisten al een tijdje dat ze er aan kwamen. Daarom moesten we zo omzichtig te werk gaan om jou hier te krijgen. We wilden voorkomen dat ze jouw komst hier in de gaten zouden krijgen. Anders waren ze vast nog sneller te werk gegaan.’

Oude Sam kijkt Raven Raaf en broeder Raaf aan.

‘Dat klinkt ernstig’, zegt Oude Sam, ‘maar wat ik niet snap is waarom jullie mij hier nodig hebben.’

Raven Raaf kijkt Oude Sam aan, laat een stilte vallen en zegt: ‘Het enige wat wij weten is dat jij een belangrijke rol speelt in het redden van onze wereld.’

Oude Sam kijkt de raven verbaasd aan. Dat klinkt wel een beetje mysterieus.

‘Hoe kan ik een rol hebben in het redden van de wereld als ik niet weet hoe en jullie ook niet’, zegt hij.

‘We weten wel dat je het magische kristallenwiel nodig hebt’, zegt broeder Raaf, ‘gelukkig was Vera Flamingopauw zo vriendelijk om het aan ons uit te lenen.’

‘Uit te lenen’, zegt Oude Sam, ‘ga je me nu vertellen dat Vera Flamingopauw in het complot zit om mij hier te krijgen?’

‘Sorry, Oude Sam’, piept een bekende stem.

Een prachtige hoofdtooi komt als eerste achter de troon van Raven Raaf vandaan. De rest van de prachtige vogel volgt. Haar staart danst achter aan. Vera kijkt Oude Sam schuldbewust aan.

‘De tijdslangen mochten echt niet weten dat we op zoek waren naar jou om hun plannen voorkomen. Als ze dat hadden geweten, dan hadden we hier nu al niet meer gestaan. Dan hadden ze echt haast gemaakt om hier te komen om onze wereld op te eten.’

Oude Sam kijkt Vera Flamingopauw met grote ogen aan. Deze lieve roze verschijning met prachtige pauwen krullen blijkt gewoon een dubbelrol te hebben in dit avontuur.

‘Je had het toch gewoon kunnen zeggen?’, zegt Oude Sam, ‘ik had het echt niet verteld.’

‘Je moet Vera Flamingopauw vergeven dat ze dat niet gedaan heeft’, zegt Raven Raaf, ‘de tijdslangen waren inmiddels te dichtbij en hadden het echt gehoord. Dat wilden we voorkomen.’

‘Nou’, zegt Oude Sam, ‘dat is dan goed gelukt. Waren er nog meer op de hoogte van dit plan om mij hier te krijgen?’

‘Nee’, zegt Raven Raaf, ‘alhoewel de lieve heks ons wel ongemerkt heeft geholpen door het zaadje van een tweelingboom van jou naast het magische kompas te bewaren.’

‘Dus die hebben jullie ook maar meteen meegenomen’, zegt Oude Sam.

‘Ja’, zegt broeder Raaf, ‘en ik ben blij dat ik dat gedaan heb want het heeft jullie wel geholpen om Ravenland te vinden.’

‘Waarom hebben jullie het magische kompas gestolen van de lieve heks?’

‘Die had ik nodig om van klok tot klok te kunnen reizen’, zegt broeder Raaf.

Hij wijst naar de grote klok van de toren.

Opeens schiet er een kleine slang over de vloer.

‘Ieuw’, roept Vera Flamingopauw uit, ‘wat is dat?’

‘Oh nee, het is een tijdslang’, roept Raven Raaf, ‘Oude Sam, doe iets. Stop dat monster.’

Oude Sam springt op en schiet achter de slang aan. Hij geeft het ding een tik met zijn poot zodra hij de kans krijgt. Die knalt tegen de muur aan en schiet versuft weer terug. Oude Sam bedenkt zich geen moment en springt er boven op.

Er klinkt een luid ‘splash’ en de slang spat uiteen. Alles wat overblijft is een plas met vreemd uitziend water..

‘Zo’, zegt Oude Sam, ‘dat is één. Maar dit zal vast wel niet de manier zijn om ze allemaal te stoppen’.

‘Dat klopt’, zegt Raven Raaf, ‘daar hebben we het magische kristallenwiel voor nodig. En je vrienden.’

De vrienden van Oude Sam zitten in de andere toren. De brug die de twee toren met elkaar verbindt heeft een tijdslek. Daardoor kunnen ze de vrienden van Oude Sam niet bereiken.

‘Is er een manier om het tijdslek te dichten?’, vraagt Oude Sam, ‘ook al is het maar tijdelijk.’

‘Ik zou niet weten hoe’, zegt broeder Raaf.

‘Ik misschien wel’, zegt Raven Raaf, ‘we hebben hier tenslotte het water van het tijdslang. Wat gebeurt er als we dat door het tijdslek gooien.’

‘Goede vraag’, zegt Oude Sam, ‘er is maar één oplossing en dat is het proberen.’

Vera Flamingopauw fladdert opgetogen op en neer.

‘Wat een goed idee’, roept ze enthousiast uit, ‘ik ga ze vast waarschuwen dat ze klaar moeten staan om naar onze kant te komen.’

Vera Flamingopauw fladdert naar het tijdslek toe. Aan de andere kant staan Josefien, Jack Eekhoorn, Amelia Eekhoorn Earhart, het kleine draakje en Odette Oehoe op gepaste afstand toe te kijken. Ze kunnen niet horen wat er aan de andere kant van het tijdslek gebeurt dus met gebarentaal probeert Vera Flamingopauw duidelijk te maken wat de bedoeling is.

Ondertussen verzamelen Oude Sam en broeder Raaf het tijdwater dat op de grond ligt. Ze lopen ermee naar het tijdslek en broeder Raaf giet het over de opening heen. Een luid gesis klinkt maar verder gebeurt er niets.

Iedereen kijkt elkaar aan maar niemand weet wat te doen. Opeens zien ze Amelia Eekhoorn Earhart druk praten en gebaren met het gezelschap aan de andere kant van het tijdslek.

Iedereen daar verzamelt zich om Amelia heen en pakt haar vliegkleed vast.

‘Nee’, roept Oude Sam, ‘je kan niet reizen zonder tweelingboom’.

Maar de groep aan de andere kant hoort het niet en gaat door met de voorbereidingen om een sprong te maken. Dit keer is het Odette Oehoe die het insigne op de borst van Amelia Eekhoorn Earhart speldt. Het grijpt zich vast in haar vacht en een zachte gloed verspreidt zich om hen heen.

‘Niet doen, niet doen’, roepen Oude Sam en Vera Flamingopauw uit. Ook broeder Raaf en Raven Raaf zijn gaan staan en houden hun hart vast. De grote en de kleine raaf springen als een gek in het rond en zwaaien met hun vleugels.

Het mag niet baten.

Ze zien de zachte gloed om de groep heen feller worden en een glimlach verschijnt op het gezicht van Amelia Eekhoorn Earhart. Ze springt en met een grote poef verdwijnt het gezelschap door een verblindend gat van licht..

Met grote ogen en ingehouden adem ziet het gezelschap in de ene toren het gezelschap uit de andere toren verdwijnen. Ze zijn weg. Verslagen draait Oude Sam zich om naar Raven Raaf.

Dan klinkt er een luide poef.

‘Het is gelukt, het is gelukt’, roept Vera Flamingopauw en fladdert overenthousiast op en neer.

Oude Sam draait zich om en rent op Josefien af.

‘Ik heb je gemist’, zegt hij en houdt haar vast.

‘Ik jou ook’, zegt Josefien en ze geven elkaar wel duizend kopjes.

Ook de andere leden van het gezelschap begroeten Oude Sam, Vera Flamingopauw en de raven enthousiast. Ze hebben inmiddels wel begrepen dat de raven niets kwaads in de zin hebben maar nieuwsgierig zijn ze wel naar het hele verhaal.

‘Eerst moet je mij vertellen hoe je die sprong maakte, jongedame’, zegt Oude Sam, ‘hoe kun je nu zonder tweelingbomen reizen.’

‘Die heb ik helemaal niet nodig als jij in de buurt bent, Oude Sam’, zegt Amelia Eekhoorn Earhart, ‘ik dacht gewoon aan jou en toen zag ik het pad ook.’

‘Dit verhaal moet echt niet gekker worden’, zegt Oude Sam hoofdschuddend.

‘Over het laatste deel van het verhaal’, zegt Jack Eekhoorn, ‘kun je ons vertellen wat er gebeurd is terwijl wij in de andere toren zaten. We zijn natuurlijk allemaal reuze benieuwd.’

Oude Sam vertelt wat hij tot nu toe heeft gehoord van de raven. Dat de tijdslangen steeds maar meer willen en dat ze niet mochten weten dat zijn hulp nodig was. En hoe ze dus naar Ravenland zijn gelokt. Aan het einde van zijn verhaal kijkt Oude Sam Raven Raaf aan.

‘Ik denk dat jij ons moet vertellen waarom jullie denken dat ik onze wereld kan redden en welke rol het magische kristallenwiel daarin heeft.’

‘Dat doe ik’, zegt Raven Raaf, ‘het magische kristallenwiel helpt om onze wereld te beschermen tegen het kwaad. En vooral tegen kwaadwillende lieden. Het is een wiel dat om een prachtige amethist heen draait. Als het wiel tegen de steen aanslaat ontstaat er een vonk.’

‘Dat weten we al’, zegt Vera Flamingopauw, ‘en ook dat het laat zien of er iemand met goede of slechte bedoelingen voor je staat.’

‘Dat klopt’, zegt Raven Raaf, ‘maar het magische kristallenwiel kan meer. Het ook kwaadwillende lieden terugsturen naar waar ze vandaag komen en ervoor zorgen dat ze nooit meer terug komen.’

‘Oh wauw’, zegt Vera Flamingopauw, ‘dat wist ik niet.’

Odette Oehoe springt opgewonden heen en weer.

‘Nu snap ik mijn brief uit de toekomst’, roept ze uit, ‘Daarin stond dat speciale vonken ontstaan door in verbinding met de grond te huilen uit liefde.’

Iedereen kijkt haar aan.

‘Leg eens uit, jongedame’, bromt Oude Sam, ‘want ik snap er niets van.’

‘We hebben een drakentraan nodig om speciale vonken met het magische kristallenwiel te maken’, zegt Odette Oehoe.

‘Oh nee’, roept het kleine draakje uit, ‘we zijn de drakentraan verloren in het rotsenbos toen de wilde wingerd ons te pakken nam.’

Iedereen valt stil. Hoe moeten ze dit nu weer oplossen. Kleine draakjes kunnen niet zo maar op commando met liefde huilen..

Iedereen zit verslagen op de grond. Alle ingrediënten om de wereld van de steeds maar meer willende tijdslangen te redden zijn er. Oude Sam, zijn vrienden, het magische kristallenwiel. Alles behalve een drakentraan.

Langzaam wellen er tranen op in de ogen van Josefien.

‘Alles is voor niets geweest’, roept ze verdrietig uit.

‘Ohhh, lieve vriendin, niet huilen’, roept het kleine draakje uit.

Ze fladdert naar Josefien toe en slaat haar vleugels om haar heen. Maar Josefien is niet meer te stoppen en de waterlanders rollen over haar wangen. Ze is zo verdrietig dat alles voor niets is geweest.

Zien huilen doet huilen. Ook bij Vera Flamingopauw en Amelia Eekhoorn Earhart springen de tranen in de ogen. Ze rennen samen naar Josefien en het kleine draakje toe en slaan hun armen om het tweetal heen.

Gelukkig is daar Odette Oehoe om voor de waterlanders te zorgen. Ze tovert een berg knapperige koekjes en lekkere warme thee uit haar sjaal tevoorschijn.

‘Zo’, zegt Odette Oehoe, ‘de beste remedie tegen huilen.’

Tegen zoveel troost is het kleine draakje niet bestand. Een traan welt op. Die biggelt langzaam over de wang van het kleine draakje. Zodra de traan de grond raakt verandert de traan in een drakensteen.

‘Je huilt’, roept Odette Oehoe uit.

‘Ik hui-ui—uil’, roept het kleine draakje verdrietig uit.

‘Je huilt’, roept Josefien, ‘oh lief draakje, je hebt gehuild met liefde.’

Het kleine draakje realiseert zich nu pas echt wat er gezegd wordt. Ze springt op en fladdert opgetogen op en neer.

Jack Eekhoorn loopt naar de drakensteen toe en pakt deze op.

‘Dat heb je goed gedaan, jongedame’, zegt hij en hij geeft de drakensteen aan Josefien.

‘Nu kunnen we de speciale vonk maken’, zegt Raven Raaf.

‘En de tijdslangen terug sturen naar waar ze vandaan komen’, roept Josefien blij uit.

Josefien geeft Jack Eekhoorn en het kleine draakje een knuffel en loopt vervolgens naar Oude Sam toe. Ze geeft hem de steen.

‘Dank je wel, lieve vriendin’, zegt Oude Sam.

Hij kijkt Raven Raaf aan.

‘En nu?’, vraagt Oude Sam, ‘hoe weten we nu wat mijn rol is in dit avontuur?’

Onze groep vrienden bevinden zich in één van de twee torens van de Raven in Ravenland. Inmiddels weten ze  dat de tijdslangen op het punt staan om hun wereld op te eten omdat ze steeds maar meer van alles willen.

Het was een vooropgezet plan om Oude Sam naar Ravenland te lokken. De gewichtige heer in pak heeft het magische kristallenwiel helemaal niet gestolen van Vera Flamingopauw. Ze gaf het aan hem mee en ging vervolgens op zoek naar Oude Sam. Een complot om te voorkomen dat de tijdslangen zouden ontdekken dat ze een plan hadden om deze wereld te redden. Als ze dat hadden geweten dan hadden ze vast geprobeerd om hier nog sneller te komen en hadden onze vrienden hier niet meer gestaan.

Maar Oude Sam snapt nog steeds niet waarom hij zo belangrijk is in dit verhaal. Hoe kan hij de wereld redden?

Oude Sam kijkt Raven Raaf aan. Kan deze prachtige witte raaf die vraag beantwoorden én vertellen wat er nu moet gebeuren.

‘Ik kan het je uitleggen’, zegt Raven Raaf terwijl ze naar een paar grote gordijnen loopt die daar hangen, ‘maar ik kan het je ook laten zien.’

Raven Raaf trekt samen met broeder Raaf de gordijnen open. Er komt een prachtig wandkleed tevoorschijn. Geen gewoon wandkleed, maar eentje waarbij allemaal vierkante stukjes stof door middel van patchwork aan elkaar zijn genaaid.

Op elk stukje stof staat een stukje van het avontuur dat Oude Sam dit jaar aan het beleven is. Hoe hij met Josefien terugkeerde naar zijn eigen boom, hoe hij Vera Flamingopauw ontmoette, hoe ze Jack Eekhoorn, Amelia Eekhoorn Earhart en het kleine draakje tegenkwamen en hoe broeder Raaf een brief uit de toekomst bij Odette Oehoe bezorgde om ervoor te zorgen dat ook zij bij het gezelschap aansloot. Ze zien hoe ze in Ravenland belandden en nu hier staan in deze toren.

‘Dit is wel echt heel bijzonder’, zegt Oude Sam.

Hij loopt naar voren om het volgende stukje stof te bekijken. Hij ziet dat een zwarte kat een tondeldoos uit een zak op het wandkleed haalt. Die zwarte kat is hij.

De overige stukjes stof laten heel vaag de contouren zien van wat er daarna gebeurd.

‘Ik snap dat je dit beter kunt laten zien dan uitleggen’, zegt hij tegen Raven Raaf, ‘maar waarom hebben jullie niet geprobeerd om de tondeldoos uit de zak te halen?’

‘Dat lukte niet’, zegt broeder Raaf, ‘en jij bent voor zover wij weten de enige zwarte kat op deze wereld met speciale krachten.’

‘Nou’, zegt Josefien, ‘ik ben ook een zwarte kat. Ik kan het ook proberen.’

Ze loopt naar voren en steekt haar poot in de zak. Het lukt niet. De zak zit dicht en gaat niet open.

‘Mm’, zegt ze, ‘wat gebeurt er als jij het probeert, Oude Sam?’

Oude Sam loopt naar het wandkleed toe en reikt met zijn poot naar de opgestikte zak.

Iedereen houdt de adem in. Lukt het Oude Sam wel om de zak open te maken?

Als vanzelf glijdt de poot van Oude Sam in de zak en hij haalt het tondeldoosje tevoorschijn. Iedereen slaakt een zucht van verlichting.

‘Volgens mij moeten we wel een beetje opschieten’, zegt Josefien, ‘ik denk dat onze sprong door het tijdslek de slangen wakker heeft gemaakt.’

Iedereen draait zich om naar de brug. Ze zien inderdaad een heleboel tijdslangen klaarstaan om onze wereld op te eten. De eerste rollen aan beide kanten het tijdslek uit en glibberen richting de twee torens.

‘Schiet op’, roept Josefien, ‘voor het te laat is.’

Oude Sam pakt het tondeldoosje, doet het open en haalt een leeg koordje tevoorschijn.

‘De vuursteen mist’, roept hij uit.

‘Nee hoor’, roept het kleine draakje, ‘ik denk dat je een drakensteen nodig hebt als vuursteen.’

Ze wijst naar het wandkleed. Het volgende stukje stof laat inmiddels zien dat het kleine draakje een drakensteen aan Odette Oehoe geeft en dat zij die aan het koordje van tondeldoosje bevestigt.

Het kleine draakje geeft de steen snel aan Odette Oehoe en met trillende vingers knoopt zij de drakensteen vast.

‘Nou nou’, zegt ze, ‘dat ik zo’n belangrijke rol mag spelen in dit avontuur. Ik vind het allemaal heel bijzonder.’

Ondanks de druk van de naderende tijdslagen moet iedereen toch een beetje lachen. Het grappige dametje op haar mooie klompjes heeft mooi voor gezorgd dat het belangrijkste ingrediënt om vonken te maken er weer is.

Als Odette Oehoe klaar is geeft ze de steen aan Oude Sam. Die slaat de steen tegen het magische kristallenwiel aan. Er gebeurt niets.

‘Nog een keer’, roept Raven Raaf, ‘het wiel moet draaien.’

Oude Sam slaat nog een paar keer met de vuursteen op het magische kristallenwiel. Het wiel begint te draaien, steeds sneller en sneller. In diezelfde beweging slaat het wiel iedere keer tegen het kristal aan. Dat veroorzaakt vonken. Vonken die een eigen leven lijken te leiden. Ze dansen door de lucht en bewegen om elkaar heen.

‘Wat doen ze?’, roept Vera Flamingopauw in paniek uit, ‘ze moeten niet dansen, ze moeten de tijdslangen verslaan.’

‘Misschien weten ze niet wat ze doen moeten’, roept Jack Eekhoorn.

Het is inmiddels een kabaal van jewelste. De dansende vonken zoeven door de ruimte en de tijdslangen klapperen met hun tanden, klaar om die in onze wereld te zetten.

‘Misschien moeten we de vonken de weg wijzen’, roept Amelia Eekhoorn Earhart, ‘kom op, lief klein draakje, we laten zien waar ze naar toe moeten.’

Amelia en het kleine draakje vliegen door de lucht en mengen zich in de dans van de vonken. Die vinden het machtig interessant dat er nieuwe wezens in hun midden zijn.

Met ingehouden adem kijkt onze groep vrienden naar de dansende vonken.

‘Nou, zegt Oude Sam, ‘ik ben benieuwd of dit gaat helpen om de tijdslangen te verslaan.’

Het kleine draakje en Amelia Eekhoorn Earhart vliegen door de lucht richting de tijdslangen en scheren rakelings over ze heen. De vonken volgen.

Zodra de vonken over de tijdslangen heen vliegen stoppen die in hun beweging. Het geluid van hun knapperende tanden wordt vervangen door luid gepiep. De een na de ander probeert zo snel mogelijk terug te glibberen naar het tijdslek.

Het vliegende gezelschap gaat net zo lang door tot het laatste tijdslang in het tijdslek is verdwenen.

‘We moeten het lek dichtmaken’, roept Oude Sam, ‘we hebben een toverspreuk nodig’.

‘De lieve heks heeft gezegd dat we haar konden roepen als we haar nodig hebben’, zegt Josefien, ‘maar hoe bereiken we haar. Er is geen tweelingboom in de buurt.’

Broeder Raaf schraapt zijn keel en klopt op zijn borstzakje.

‘Ik heb het magische kompas nog’, zegt hij, ‘we kunnen ook reizen via de klok.’

Broeder Raaf wijst naar de klok in de toren. Die is net zo groot als de klok in het huis van de lieve heks. Met allemaal afbeeldingen in plaats van cijfers. Ook deze klok staat stil met de grote wijzer op een deur gericht en de kleine op het teken van een witte raaf. Zelfs het magische kristallenwiel en een zwarte kat staan erop.

‘Ik ga wel met je mee’, zegt Odette Oehoe, ‘als je alleen gaat loop je wel het risico dat de lieve heks niet zo lief meer is na de chaos die je de vorige keer hebt achtergelaten.’

Broeder Raaf slaat schuldbewust zijn ogen neer.

‘Het was voor een goed doel’, zegt hij.

‘Ja, maar dat weet onze lieve heks nog niet’, zegt Odette Oehoe.

Broeder Raaf en Odette Oehoe maken zich klaar en stappen samen door de deur. Iedereen houdt ingespannen zijn adem in. Amelia Eekhoorn Earhart en het kleine draakje vliegen nog steeds met de vonken rond het tijdslek.

‘Ik weet niet hoe lang we ze nog tegen kunnen houden’, roept Amelia Eekhoorn Earhart, ‘het worden er steeds meer.’

Iedereen houdt angstvallig de magische klok en het tijdslek in de gaten. Na een paar zenuwslopende minuten stapt opeens de lieve heks door de deur van de klok de kamer in. Broeder Raaf en Odette Oehoe volgen.

‘Snel’, zegt de lieve heks, ‘laat me zien waar het tijdslek is voordat het weer sterker wordt.’

Iedereen schuifelt mee naar de brug. Het tijdslek leeft en lijkt wel te kloppen als een hart.

De lieve heks pakt een toverdrankje uit een zakje in haar rok en draait de dop eraf. Ze steekt haar toverstaf in de fles en een toverspreuk grijpt zich vast. Ze slingert haar toverstaf richting het tijdslek. De toverspreuk maakt zich los en gaat aan de slag. Het is magisch om te zien wat er gebeurd. De toverspreuk pakt het tijdslek helemaal in en gaat net zo lang door tot er nog maar een heel klein bolletje van over is.

De lieve heks richt haar toverstaf op het bolletje en roept ‘Conjurus Infarctus’.

Met een plof verdwijnt het bolletje. Het tijdslek is weg.

Lachend vallen onze vrienden elkaar in de armen.

‘Het is tijd voor feest’, roept Raven Raaf.

Ze zingen en ze dansen en ze eten tot iedereen moe en voldaan is en gaat slapen.

Oude Sam en Josefien klimmen nog even op het dak van de toren en genieten van het uitzicht op de mooie wereld in het maanlicht.

Josefien zucht tevreden en vlijt zicht tegen Oude Sam aan.

‘Het was een mooi avontuur’, zegt ze.

‘Dat was het zeker’, zegt Oude Sam, ‘ik snap alleen één ding nog niet.’

Josefien kijkt Oude Sam nieuwsgierig aan.

‘Wat dan?’, vraagt ze.

‘Hoe we uit de wilde wingerd in de magische tijdlus zijn gehaald’, zegt Oude Sam.

‘Ach’, zegt Josefien, ‘we hoeven ook niet alles te weten. We leven tenslotte in het Nu en daar heeft tijd geen betekenis.’

Oude Sam zucht eens diep en zegt: ‘Er is nog één ander ding dat ik graag wil weten.’

‘En dat is?’, vraagt Josefien.

‘Of de lezers van dit avontuur willen dat we afsluiten met ‘Tot volgend jaar’ of met ‘Het is mooi geweest.’

En daar is InK ook heel nieuwgierig naar. En ze is ook nieuwsgierig of jullie het een spannend avontuur vonden dit jaar. Zo nieuwsgierig dat ze ook even in dit avontuur stapt. Samen met Oude Sam en Josefien zit ze op het dak van de toren en kijken ze met zijn drieën de lezer aan en zeggen in koor: ‘We horen het graag!’


P.S. Helmen met verhalen refereert aan een kunstproject waarin ‘jonge’ veteranen gekoppeld worden aan kunstenaars. Het persoonlijke missieverhaal van de veteraan vormt de inspiratiebron voor een kunstwerk met verbeeldingskracht. In 20/21 brachten zij 20 ‘jonge’ veteranen en 20 kunstenaars bij elkaar voor een wezenlijke ontmoeting. Hun gezamenlijke missie is het zichtbaar maken van de relevantie van Nederlandse vredesmissies en de impact daarvan op de deelnemende militairen.

Die ontmoetingen worden ook nog vastgelegd door de fotograaf van dienst waar @MilonAbrahamse Photography er één van is. Wij sparren nog wel eens over creativiteit en hij inspireerde mij tot het maken van deze tekening. Neem een kijkje op zijn social media en website voor meer foto’s over het Helmen vol Verhalen project en ander prachtig werk.

Kijk voor meer info op https://www.helmenvolverhalen.nl/ en volg dit prachtige project op social media.